Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:72
Zaaknummer
R. 4251/13.158
Inhoudsindicatie
Het betreft een verzet tegen een voorzittersbeslissing. In het verzet zijn geen nieuwe gronden aangevoerd. De Raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond. Ten overvloede merkte Raad op dat in een tuchtprocedure de Raad de civiele procedure niet over kan doen.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 26 juni 2013 met kenmerk R 12/13/81, door de raad ontvangen op 27 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 24 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 juli 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief gedateerd 2 september 2013, ontvangen op 6 augustus 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder is verschenen samen met zijn kantoorgenoot, tevens gemachtigde, mr. G. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- de brief van 6 augustus 2013 van klager;
- het verzetschrift van klager van 12 augustus 2013;
- een brief van 24 augustus 2013 van klager.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft de belangen van klager behartigd in een procedure bij de Rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Middelharnis, inzake de verdeling van de beperkte gemeenschap na beëindiging samenleving.
2.2 Klager heeft bij brief van 10 januari 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij een aantal zaken niet of niet voldoende in de procedure naar voren heeft gebracht. Dit betreft de door klager ontvangen erfenis, het feit dat klager eigenaar is van een paard, de bestaande schuld bij W. en de voormalige schuld bij N. alsmede de spaargelden van de voormalige partner van klager.
3.1 In het verzet zijn gen nieuwe gronden aangevoerd.
4 BEOORDELING
4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de
beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.
4.2 Ten overvloede merkt de raad op dat, anders dan klager wellicht meent, de raad in een tuchtprocedure de civiele procedure niet over kan doen.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.