Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:91
Zaaknummer
R. 4491/14.77
Inhoudsindicatie
Klacht client in het kader van bijstand in de echtscheidingsprocedure. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster een beroepsfout heeft gemaakt. Het is immers aan de kredietverlener om al dan niet ontslag uit de hoofdelijkheid voor een schuld te verlenen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk was tijdens de procedure noch dat zij hiertoe uitdrukkelijk opdracht heeft gekregen van klaagster.
Inhoudsindicatie
Voor zover klaagster meent dat zij door het handelen dan wel nalaten van verweerster schade heeft geleden, dient klaagster zich tot de civiele rechter te wenden. De tuchtrechter is niet bevoegd over een dergelijke vordering een oordeel te geven.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van 31 maart 2014 met kenmerk R 2014/32 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, door de raad ontvangen op 31 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerster heeft klaagster in de periode 2009 tot 2013 rechtsbijstand verleend op basis van een toevoeging.
1.2 Verweerster heeft voor klaagster diverse procedures gevoerd in het kader van de echtscheiding, waaronder een voorlopige voorzieningenprocedure, de echtscheidingsprocedure met diverse nevenverzoeken, een kort geding met betrekking tot de maandelijkse kosten, een kort geding in verband met de verkoop van de gezamenlijke woning en een procedure tot wijziging van de alimentatie.
1.3 Eén van de onderwerpen van discussie bij de boedelverdeling betrof de verdeling van een boot met een daaraan gekoppeld krediet van € 30.000,--. De boot staat op naam van de broer van de voormalige echtgenoot van klaagster en de financiering staat op naam van klaagster en de broer van de voormalige echtgenoot.
1.4 Tijdens een zitting op 20 maart 2012 zijn afspraken gemaakt over de boedelscheiding, welke in een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 15 mei 2012 zijn vastgelegd. In deze beschikking wordt het aan de boot gekoppelde krediet aan de man toegescheiden en klaagster wordt gevrijwaard van de verplichtingen van het doorlopend krediet.
1.5 Bij brief van 15 december 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij een beroepsfout heeft gemaakt, door er niet voor te zorgen dat klaagster bij de boedelverdeling ook werd ontslagen uit de hoofdelijkheid van het krediet voor de boot.
Klaagster acht verweerster aansprakelijk voor de door haar ten gevolge daarvan geleden schade alsmede voor de door haar gemaakte kosten voor een kort geding.
3. BEOORDELING
3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.
3.3 De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster een beroepsfout heeft gemaakt. Het is immers aan de kredietverlener om al dan niet ontslag uit de hoofdelijkheid voor een schuld te verlenen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk was tijdens de procedure noch dat zij hiertoe uitdrukkelijk opdracht heeft gekregen van klaagster.
3.4 Voor zover klaagster meent dat zij door het handelen dan wel nalaten van verweerster schade heeft geleden, dient klaagster zich tot de civiele rechter te wenden. De tuchtrechter is niet bevoegd over een dergelijke vordering een oordeel te geven.
3.5 Gelet op het vorenstaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4. BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 22 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.