Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:358

Zaaknummer

7258

Inhoudsindicatie

Beroep van klager niet-ontvankelijk omdat geen gronden als bedoeld in artikel 56 lid 1 Advocatenwet zijn ingediend.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 december 2014

in de zaak 7258

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 26 mei 2014, onder nummer 14-34, aan partijen toegezonden op 26 mei 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:148.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief d.d. 27 oktober 2014 van klager;

-    de antwoordmemorie van verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 november 2014, waar geen van de partijen is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar

heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    de zaak tegen het UWV van klagers vorige advocaat heeft overgenomen, maar verzuimd heeft hoger beroep in te stellen;

b)    de zitting van 9 augustus 2013 tegen B. onvoldoende heeft voorbereid, de inhoudelijke strategie niet met klager heeft besproken en geen afspraak heeft gemaakt voorafgaand aan de zitting;

c)    niet heeft gereageerd op klagers brief van 18 juli 2013;

d)    afspraken niet schriftelijk heeft bevestigd en ook overigens niet schriftelijk met klager heeft gecommuniceerd;

e)    zich in haar brief van 9 augustus 2013 respectloos en grievend jegens klager heeft uitgelaten;

f)    in haar brief van 16 augustus 2013 onjuistheden heeft weergegeven;

g)    klager heeft aangegeven dat hij niet bij de zitting van 9 augustus 2013 aanwezig hoefde te zijn en op een goede afloop kon vertrouwen. Toen de ontzetting uit het gezag aan de orde kwam heeft verweerster onvoldoende gedaan om een aanhouding te realiseren en heeft zij de rechtbank ten onrechte niet gewraakt;

h)    heeft geweigerd hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 9 augustus 2013.

4    BEOORDELING

Artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet bepaalt dat beroep moet worden ingesteld door het indienen van een met redenen omklede memorie. Klager heeft in zijn beroepschrift in het geheel geen gronden aangevoerd maar slechts ongemotiveerd opgemerkt dat sprake is van willekeur. Deze stelling is niet ter zitting toegelicht. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit hoger beroep.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2014, gewezen onder nummer 14-34

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.R. Sturhoofd, G.J. Visser en R. Verkijk leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.