Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:231

Zaaknummer

14-93

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat van klagers wederpartij over de inhoud van een brief van verweerster die zij afsloot met de opmerking dat zij graag bereid is tot overleg. Klager interpreteert dat ten onrechte als een erkenning van door de cliënte van verweerster gemaakte fouten. Stelling van klager komt niet vast te staan en daarnaast komt de brief van verweerster de voorzitter niet onredelijk of klachtwaardig voor. Klacht afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 14 juli 2014

in de zaak 14-93

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland va 17 juni 2014 met kenmerk RvT 14-0114/TRC/fd, door de raad ontvangen op 18 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster is de advocaat van klagers’ wederpartij, de woningstichting X, te Y. Tussen klager en de woningstichting heeft op 3 januari 2012 een kort geding plaatsgevonden over de ontruiming van klagers’ woning, vanwege overlast die klager zou veroorzaken. Bij vonnis van 18 januari 2012 is de ontruiming bevolen en deze zou plaatsvinden op 8 februari 2012. Klager, die werd bijgestaan door een advocaat, heeft een spoedappèl aanhangig gemaakt dat op 10 februari 2012 mondeling werd behandeld. Vóór de mondelinge behandeling was door het Gerechtshof een tijdelijke voorziening getroffen, te weten opschorten van de ontruiming tot en met de behandeling van het spoedappèl. In het arrest van 21 februari 2012 is het vonnis van de kantonrechter door het Gerechtshof bekrachtigd en vervolgens is klager uit de woning ontruimd.

1.3    In juni 2002 heeft klager zich tot strafrechtadvocaat mr. P. gewend. Bij brief van 12 september 2012 heeft verweerster mr. P. namens haar cliënte de woningstichting verzocht om er bij klager op aan te dringen dat hij zich zou onthouden van het schrijven van brieven dan wel het zoeken van contact met oud-bewoners van zijn voormalige woning. Voorts verzocht zij klager via bedoelde brief te stoppen met het toezenden van overlastklachten uit het dossier aan de bewoners, omdat zij dit als vervelend ervoeren. Verweerster heeft haar brief afgesloten met de opmerking dat zij graag bereid is tot overleg.

1.4    Klager heeft eerder ook klachten tegen verweerster ingediend, waaronder op 7 maart 2013 en op 12 mei 2014.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in september 2012 een brief heeft geschreven aan de strafrechtadvocaat van klager, waarin zij erkent dat de woningstichting die zij vertegenwoordigt fouten heeft gemaakt in de uithuisplaatsing van klager. Volgens klager kwam deze brief op de verkeerde plek, plaats en tijd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt dat zij in de brief van september 2012 niet heeft geschreven dat haar cliënte fouten zou hebben gemaakt in de uithuisplaatsing van klager.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De voorzitter heeft kennis genomen van de brief van 12 september 2012 van verweerster aan strafrechtadvocaat van klager. Uit de bewoordingen van die brief valt op geen enkele wijze op te maken dat verweerster daarin erkent dat de woningstichting die zij vertegenwoordigt fouten heeft gemaakt in de uit huisplaatsing van klager. Verweerster schrijft onder meer:

“Cliënte heeft onlangs van de bewoners van het complex waar uw cliënt woonachtig was, vernomen dat uw cliënt diverse bewoners benaderd heeft met een brief met afschriften van klachten uit het overlastdossier. Strekking van zijn brief is dat hij van mening is ten onrechte te zijn ontruimd. Los van het feit dat deze informatie niet juist is, hebben bewoners aangegeven dat zij het vervelend vinden om opnieuw met de heer D geconfronteerd te worden”.

4.3    De voorzitter stelt vast dat verweerster hiermee niet meer schrijft dan dat klager van mening is dat hij ten onrechte is ontruimd. Verweerster voegt daar uitdrukkelijk aan toe het met die stelling niet eens te zijn. Nu de stelling van klager dat verweerster een fout van cliënte heeft erkend niet is komen vast te staan, kan in het midden blijven of een dergelijke erkenning door verweerster klachtwaardig zou zijn geweest. Desondanks merkt de voorzitter ten overvloede nog op dat de inhoud van de brief van verweerster van 12 september 2012 aan de strafrechtadvocaat van klager hem niet onredelijk of klachtwaardig voorkomt. Wat klager precies bedoelt met zijn stelling dat de brief van verweerster op de verkeerde plaats, plek en tijd kwam, en waarom dat klachtwaardig handelen zou opleveren, is door hem niet onderbouwd. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter wijst de klacht van klager af.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 14 juli 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten