Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:253

Zaaknummer

OB 383 - 2013

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft terecht overwogen dat verweerder juist heeft gehandeld door de opdracht van klager neer te leggen en hem te adviseren zich te wenden tot een andere advocaat die wel mogelijkheden zou zien om over te gaan tot aansprakelijkstelling van de heer X.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 13 oktober 2014

     in de zaak OB383-2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 december 2013op de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

                                          

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij beslissing van 30 december 2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 7 januari 2014 is verzonden.

1.2      Bij brief d.d. 8 januari 2014, eveneens op 8 januari 2014 per telefax aan de raad verzonden, heeft klagerverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3      Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 1 september 2014. Bij de mondelinge behandelingis klager verschenen.Verweerder is niet verschenen. Verweerder heeft de raad bij brief d.d. 8 augustus 2014 bericht dat hij verhinderd was en heeft geen verzoek tot aanhouding gedaan.Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 8 januari 2014;

          -      de nagekomen brief van klager d.d. 31 juli 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 8 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van klager d.d. 18 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 18 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 21 augustus 2014.

         

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager heeft zich eind december 2011 tot verweerder gewend in verband met een aansprakelijkstelling van de heer X. Verweerder heeft klager bij brief d.d. 19 oktober 2012 geadviseerd de nog lopende strafzaken af te wachten en, aangezien de vordering tot schadevergoeding toch pas in juli 2015 zou verjaren, nog geen stappen te ondernemen in de aansprakelijkheidskwestie. Verweerder adviseerde klager een andere advocaat te zoeken, indien hij reeds op dat moment wenste over te gaan tot aansprakelijkstelling. Klager heeft verweerder bij brief d.d. 20 oktober 2012 bericht dat hij instemde met het advies en dat verweerder kon overgaan tot archivering van het dossier.

 

2.2      Klager heeft in september 2013 middels diverse brieven opnieuw contact met verweerder gezocht. Op 10 oktober 2013 heeft een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden, welk gesprek verweerder heeft vastgelegd bij brief van gelijke datum. Verweerder stelde zich op het standpunt dat, gezien de gedragingen over en weer, er geen sprake is van onrechtmatigheid. Verweerder heeft aangegeven om die reden de behandeling van het dossier van klager te staken. Verweerder heeft de opdracht neergelegd en een kopie van het dossier aan klager verstrekt. Verweerder heeft het verzoek van klager om de zaak te blijven behandelen niet gehonoreerd. Klager heeft een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. De klacht is door het kantoor van verweerder in behandeling genomen. Bij brief d.d. 29 oktober 2013 is op de klacht van klager gereageerd.

 

2.3      Klager heeft zich bij brief d.d. 11 november 2013 bij de deken over het optreden van verweerder beklaagd.

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt in dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder, hoewel hij ruimschoots van informatie is voorzien en drie besprekingen met hem zijn gevoerd, weigert de heer X aansprakelijk te stellen, stellende dat de kwestie niet haalbaar is.    

3.2     Het verzet houdt in dat de voorzitter de klacht niet goed heeft gelezen.Klager wenste zich niet zozeer te beklagen over het uitblijven van een aansprakelijkstelling, maar over het feit dat verweerder de opdracht heeft neergelegd.

 

4          BEOORDELING

4.1      De voorzitter heeft overwogen dat verweerder juist heeft gehandeld door de opdracht van klager neer te leggen en hem te adviseren zich te wenden tot een andere advocaat die wel mogelijkheden zou zien om over te gaan tot aansprakelijkstelling van de heer X.

4.2      Uit deze overwegingen van de voorzitter blijkt naar het oordeel van de raad reeds dat de voorzitter de klacht van klager wel degelijk juist heeft opgevat. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klager en verweerder stonden een andere aanpak van de zaak voor, zodat verweerder zich diende terug trekken. Verweerder heeft dit op een zorgvuldige wijze gedaan.

4.3      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

                    

Aldus gegeven doormr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, A.A. Freriks, H.C.M. Schaeken, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mw. mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2014.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.