Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:45
Zaaknummer
13-251A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 11 februari 2014
in de zaak 13-251A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 september 2013 op de klacht van:
de heer
p/a
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 2 september 2013 met kenmerk GK/JTH; 1313-0744, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna “de voorzitter”) van de raad klager deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 september 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 25 september 2013, door de raad ontvangen op 3 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 september 2013.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet richten zich op klachtonderdeel a) en houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter klachtonderdeel a) ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard omdat de voorzitter heeft miskend dat de zinsnede “indien u zich daar niet tegen verzet” met zich meebrengt dat geen reactie van de zijde van klager werd verwacht.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.