Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:37

Zaaknummer

13-234

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht juiste maatstaf toegepast. Het verzet heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd en is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak 13-234

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 oktober 2013 op de klacht van:

mevrouw drs. M. Walter

Postbus 99

7590 AB Denekamp

klaagster

tegen:

mr. S. Brenninkmeijer

advocaat te Utrecht    

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 16 september 2013 met kenmerk RvT13-0116/LB/sd, door de raad ontvangen op 18 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 3 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 oktober 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    De raad heeft op 18 oktober 2013 het verzetschrift d.d. 15 oktober 2013 van klaagster ontvangen.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014.

Klaagster heeft op voorhand bezwaar gemaakt tegen de planning van de zittingsdatum. Bij brief van 8 januari 2014-heeft de voorzitter aan klaagster medegedeeld dat over beslissingen van procedurele aard zoals het plannen van een zittingsdatum, niet geklaagd kan worden. In reactie daarop heeft klaagster de Raad schriftelijk bericht de zitting niet te zullen bijwonen. Verweerster heeft daarop besloten ook niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn.

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster.

2    FEITEN

2.1    Verweerster is opgetreden als advocaat voor de Coöperatieve Rabobank Twente Oost U.A.. Haar cliënte had een vordering op klaagster. Die vordering is door de kantonrechter Enschede op 9 april 2013 toegewezen.

Verweerster heeft klaagster daarna per aangetekende (en per gewone) post gesommeerd om aan dat vonnis te voldoen. Vervolgens heeft verweerster aan de deurwaarder opdracht gegeven om het veroordelend vonnis te executeren.

2.2    Intussen had klaagster naar aanleiding van de kwestie die leidde tot de vordering van de Rabobank, een klacht tegen verweerster ingediend. Klaagster klaagde er onder meer over dat verweerster onwaarheden over haar zou ventileren. Op deze klacht is door de raad (in verzet) op 24 juni 2013 beslist.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klaagster een aangetekende brief te sturen, terwijl de klachtprocedure tussen klaagster en verweerster nog in behandeling was bij de raad van discipline;

b)    haar beroepsgeheim te schenden in haar contacten met de journalist die door de bestuursvoorzitter was doorverwezen naar verweerster;

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster er bezwaar tegen maakt dat de voorzitter een beslissing op haar klachten heeft genomen, terwijl klaagster niet is uitgenodigd voor een zitting. Voorts herhaalt klaagster dat verweerster de feiten heeft verdraaid en dat zij correspondentie heeft gezonden terwijl de klachtprocedure nog niet was afgewikkeld.

4    BEOORDELING

4.1    De raad stelt voorop dat de voorzitter op grond van artikel 46g van de  Advocatenwet de bevoegdheid toekomt om klachten die kennelijk ongegrond zijn af te wijzen. De voorzitter kan zo’n beslissing nemen zonder daaraan voorafgaande mondelinge behandeling. Voor zover klaagster er in haar verzet over klaagt dat zij niet is uitgenodigd voor een zitting, stuit haar verzet hierop af.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kan het overigens door klager aangevoerde niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van 3 oktober 2013 (met kenmerk 13-234) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil. E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.