Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:2

Zaaknummer

R. 4453/14.39

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft in het kader van de bemiddeling door de deken bij brief klaagster schriftelijk laten weten hetgeen zij telefonisch had bericht omtrent de beslissing haar werkzaamheden in beide dossiers te staken. Nu verweerster aan het verzoek van klaagster inhoudelijk te reageren omtrent haar reden haar werkzaamheden neer te leggen alsnog gevolg heeft gegeven, kan niet worden vastgesteld dat verweerster zich jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen althans is het verwijt van klaagster van onvoldoende gewicht

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 7 februari 2014 met kenmerk K033 2014, door de raad ontvangen op 7 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zelf beroep ingesteld tegen een beschikking van het UWV.  Naar aanleiding van uitlatingen van de rechter tijdens een zitting op 14 juli 2013 heeft zij zich tot verweerster gewend om haar belangen te behartigen in deze kwestie alsmede in die aangaande de achternaam van klaagsters dochter, die volgens klaagster niet juist is.

1.2 Bij e-mail bericht van 23 oktober 2013 heeft klaagster de bemiddeling ingeroepen van de deken. Dit bemiddelingsverzoek is later door klaagster omgezet in een klacht tegen verweerster.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij niet reageert op de verzoeken van haar dochter om contact met haar op te nemen.

 

3. BEOORDELING

3.1 In het kader van de bemiddeling door de deken heeft verweerster bij brief van 22 januari 2013 klaagster en haar dochter schriftelijk laten weten hetgeen zij telefonisch had bericht omtrent de beslissing haar werkzaamheden in beide dossiers te staken. Nu verweerster aldus aan het verzoek van klaagster inhoudelijk te reageren omtrent haar reden haar werkzaamheden neer te leggen alsnog gevolg heeft gegeven, kan niet worden vastgesteld dat verweerster zich jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen althans is het verwijt van klaagster van onvoldoende gewicht.

3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht van onvoldoende gewicht te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als van onvoldoende gewicht af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 21 februari 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.