Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:104

Zaaknummer

13-155

Inhoudsindicatie

klacht advocaat tegen  voormalig kantoorgenoot, verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 10 februari 2014

in de zaak 13-155

op het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 31 juli  2013 op de klacht van:

mevrouw mr. M.

klaagster

tegen

mr. R .

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 juli 2013 met kenmerk RvT 13-0081/LB/sd, door de raad ontvangen op 3 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 31 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 augustus 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 6 augustus 2013, door de raad ontvangen op 6 augustus 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 6 augustus 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Klaagster handhaaft haar klachten zoals in haar initiële klachtbrief omschreven. Zij stelt door verweerder ten onrechte te zijn afgeschilderd als rancuneuze ex-werkneemster. Hij heeft verschillende ongegronde procedures tegen klaagster aanhangig gemaakt en anderen daartoe aangezet, hij maakt misbruik van rechterlijke uitspraken en hij maakt klaagster zwart bij officiële instanties. Verweerder wilde in strijd met de wet op het minimumloon handelen door klaagster niet te willen betalen, hij heeft vertrouwelijke stukken ingezien en misbruikt en hij heeft computervredebreuk gepleegd. Omdat hij volhardt in zijn handelen en het kwalijke ervan niet inziet, vereist het maatschappelijk belang dat verweerder wordt aangepakt. Klaagster overlegt diverse stukken die betrekking hebben op door klaagster tegen verweerder ingediende klachten en tussen hen gevoerde procedures.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2    De klacht ziet op de onderdelen die door de voorzitter in zijn beslissing onder 2.1 zijn weergegeven. Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat de feitelijke beweringen van klaagster over het gedrag en de werkwijze van verweerder, nu deze door hem zijn weersproken, niet voldoende door haar zijn onderbouwd en gesubstantieerd. In haar verzetschrift en tijdens de zitting van de raad heeft klaagster haar stellingen slechts herhaald maar deze op geen enkele wijze (nader) met feiten gesubstantieerd en onderbouwd. Daarmee blijft ook bij deze stand van de klachtprocedure het oordeel gerechtvaardigd dat de klacht kennelijk ongegrond is.  Het verzet faalt daarom.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, L.A.M.J. Pütz en P.P. Verdoorn,  leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden Nederland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.