Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:313

Zaaknummer

14-123NH

Inhoudsindicatie

Verzet. Kennelijk ongegronde klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit van dienstverlening en over bijstand op betalende basis. Client wekte indruk van gezamenlijke huishouding, waardoor advocaat er van mocht uitgaan dat gezinsinkomen te hoog was voor toevoeging. Samenhang met 14-124NH.

Uitspraak

Beslissing van 24 november 2014

in de zaak 14-123NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 juni 2014 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 7 mei 2014 met kenmerk td/mp/14-040, door de raad ontvangen op 8 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 5 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 juni 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 16 juni 2014 door de raad ontvangen op 19 juni 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 16 juni 2014, de brief van klaagster aan de raad van 9 september 2014 met bijlagen, de ter zitting door klaagster overgelegde brief aan de raad van 23 september 2014 met bijlage en de pleitnota van verweerster.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 De plaatsvervangend voorzitter heeft de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard, waarbij voorbij is gegaan aan de relevantie van de door klaagster genoemde feiten en omstandigheden.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Dat de Belastingdienst de heer D inmiddels, net als de Raad voor Rechtsbijstand bij beslissing van september 2013 heeft gedaan, als alleenstaande heeft aangemerkt, leidt niet tot een andere beoordeling. Niets wijst erop dat de Belastingdienst en de Raad voor Rechtsbijstand bij hun beslissingen hebben kunnen beschikken over de informatie waarover verweerster destijds beschikte. Die informatie moest verweerster wel tot de conclusie brengen dat klaagster en de heer D een gezamenlijk gezinsinkomen hadden (en niet ieder voor zich als alleenstaande konden worden aangemerkt).

4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, K. Straathof, S. Wieberdink, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2014.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.