Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:78

Zaaknummer

R. 4463/14.49

Inhoudsindicatie

Nu het mondelinge onderhoud en het bij verweerder achterlaten door klaagster van stukken niet in discussie is, staat voldoende vast dat verweerder werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van klaagster. Dat deze gratis zouden zijn, zoals klaagster stelt, is door haar tegenover de betwisting van verweerder niet nader onderbouwd, dus van de juistheid van die stelling kan niet worden uitgegaan.

Inhoudsindicatie

Gelet hierop, alsmede op het feit dat klaagster de Raad voor Rechtsbijstand, zonder overleg met verweerder, heeft laten weten de toevoegingsaanvraag in te trekken, is de voorzitter van oordeel dat verweerder het bedrag ad € 271,50 bij klaagster in rekening mocht brengen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 20 februari 2014 met kenmerk K271 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 21 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft op 8 mei 2013 een gesprek gehad met verweerder. Klaagster is naar verweerder doorverwezen door het Juridisch Loket te Rotterdam voor advies over cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

1.2 Verweerder heeft voor klaagster een toevoeging aangevraagd. Klaagster heeft deze aanvraag ingetrokken.

1.3 Klaagster heeft verweerder op 17 mei 2013 telefonisch laten weten de zaak te willen stoppen.

1.4 Bij brief van 17 mei 2013 heeft verweerder aan klaagster onder meer bevestigd dat klaagster afzag van het instellen van cassatie.

1.5 Klaagster heeft op 28 mei 2013 haar stukken op het kantoor van verweerder opgehaald.

1.6 Verweerder heeft aan klaagster een bedrag van € 271,50 in rekening gebracht voor de door hem verrichte werkzaamheden.

1.7 Bij e-mail bericht van 18 juli 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend.

  

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klaagster een nota heeft gezonden, terwijl klaagster verweerder nimmer opdracht heeft gegeven werkzaamheden voor haar te verrichten. Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij haar heeft beledigd en uitgescholden.

  

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat het niet aan de tuchtrechter is om te beoordelen of tussen klaagster en verweerder al dan niet een opdracht tot het in behandeling nemen van de zaak dan wel tot het uitbrengen van een advies tot stand is gekomen. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter.

3.2 Voordat een opdracht tot stand komt, is vaak sprake van een fase waarin de advocaat en de cliënt moeten bepalen of het zinvol of anderszins wenselijk is een zaak in behandeling te nemen. Veelal is het voor een advocaat niet mogelijk om bij eerste bespreking zich omtrent een zaak direct een mening te vormen. De advocaat dient hiervoor eerst de stukken te bestuderen.

3.3 Vast staat dat klaagster via het Juridisch Loket is doorverwezen naar verweerder voor advies over het wel of niet instellen van cassatie. Verweerder heeft naar aanleiding van het gesprek op 8 mei 2013 de door klaagster achtergelaten stukken op 13 mei 2013 bestudeerd. Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 271,50 bij klaagster in rekening gebracht, nadat de door hem bij de Raad voor de Rechtsbijstand ingediende toevoegingsaanvraag door  klaagster bleek te zijn ingetrokken en ook geen lichte advies toevoeging kon worden verstrekt.

3.4 Nu het mondelinge onderhoud en het bij verweerder achterlaten door klaagster van stukken niet in discussie is, staat voldoende vast dat verweerder werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van klaagster. Dat deze gratis zouden zijn, zoals klaagster stelt, is door haar tegenover de betwisting van verweerder niet nader onderbouwd, dus van de juistheid van die stelling kan niet worden uitgegaan.

3.5 Gelet hierop, alsmede op het feit dat klaagster de Raad voor Rechtsbijstand, zonder overleg met verweerder, heeft laten weten de toevoegingsaanvraag in te trekken, is de voorzitter van oordeel dat verweerder het bedrag ad € 271,50 bij klaagster in rekening mocht brengen. Dit is niet in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Evenmin kan de juistheid worden vastgesteld van het verwijt dat verweerder klaagster zou hebben beledigd en uitgescholden, nu verweerder zulks  betwist en klaagster ook dit verwijt  niet nader heeft onderbouwd.

3.6 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 6 maart 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.