Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:65

Zaaknummer

R. 4467/14.53

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroep tegen een strafrechtelijke procedure wegens onder meer mensenhandel en verkrachting

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft gemotiveerd gesteld waarom hij niet meer vragen heeft gesteld aan de aangeefster van de verkrachting. Gegeven de beleidsvrijheid van een advocaat was dit aan verweerder om te beoordelen en stond hem dit derhalve vrij. Dat dit op voorhand anders zou zijn besproken doet aan deze vrijheid niet af, nu een advocaat telkens aan de hand van de concreet aan de orde zijnde situatie een inschatting zal moeten maken van wat het belang van zijn cliënt op dat moment vraagt.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 26 februari 2014 met kenmerk K435 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 27 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroep tegen een strafrechtelijke veroordeling wegens onder meer mensenhandel en verkrachting.

1.2 Bij e-mailbericht van 13 december 2013 heeft de gemachtigde van klager een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

  a.  zich onvoldoende van zijn taken zou hebben gekweten en klager valse hoop zou hebben gegeven;

  b. in eerste instantie heeft aangegeven dat de zaak minstens  € 100.000,-- zou gaan kosten.  Toen bleek dat klager geen financiële middelen had om dergelijke bedragen te kunnen voldoen zou verweerder zonder daarvoor werkzaamheden te verrichten 40 uren hebben gekregen van de Raad voor Rechtsbijstand;

  c. verzuimd heeft de aangeefster van de verkrachting tijdens een verhoor het vuur na aan de schenen te leggen, zulks terwijl dit op voorhand wel zo was besproken;

  d. verzuimd heeft ontbrekende stukken uit het dossier op te vragen;

  e. verzuimd heeft, in strijd met de daarover gemaakte afspraken, naar een pro forma zitting te gaan, zulks terwijl klager daar om gezondheidsredenen zelf niet toe in staat was;

  f. niets ondernomen heeft om verlof te regelen voor klager en  verzuimd heeft mr. S, die de cassatieprocedure zou behandelen, te informeren over de merites van de zaak.

Naar de mening van klager heeft verweerder hem schade berokkend en dient hij daarvoor te worden gecompenseerd.

 

3. DE BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, e en f

3.1 De standpunten van klager en verweerder ten aanzien van dit klachtonderdeel zijn tegenstrijdig. Klager heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd, zodat de juistheid hiervan niet kan worden vastgesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.2 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.3 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld waarom hij niet meer vragen heeft gesteld aan de aangeefster van de verkrachting. Gegeven bovenomschreven vrijheid was dit aan verweerder om te beoordelen en stond hem dit derhalve vrij. Dat dit op voorhand anders zou zijn besproken doet aan deze vrijheid niet af, nu een advocaat telkens aan de hand van de concreet aan de orde zijnde situatie een inschatting zal moeten maken van wat het belang van zijn cliënt op dat moment vraagt.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.4 Verweerder heeft betwist dat het dossier onvolledig was. Er ontbreekt weliswaar een verklaring die klager heeft afgelegd, maar dat betrof een andere zaak en de verklaring maakte geen deel uit van het dossier dat verweerder  in behandeling had. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld of verweerder ter zake tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.5 Voor zover klager meent dat hij recht heeft op een vergoeding van schade wegens het handelen of nalaten van verweerder dient hij zich te wenden tot de civiele rechter. De tuchtrechter is niet bevoegd ter zake een oordeel te geven.

3.6 Gelet op het vorenstaande dienen de klachtonderdelen a tot en met f kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 20 maart 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.