Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:262

Zaaknummer

14-248dB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Niet is gebleken dat de advocaat ondeskundig is opgetreden. Klaagster heeft bovendien geen belang bij - onterechte - klacht dat verweerster te veel uren heeft gedeclareerd. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 oktober 2014

in de zaak 14-248 dB

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

advocaat te

verweerster

Na een verwijzingsbeslissing van het hof van discipline van 4 september 2014, door de raad van discipline in het ressort Amsterdam ontvangen op 11 september 2014, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna "de voorzitter") kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch aan de raad van discipline in het ressort 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2014 met kenmerk 48/14/021K en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft de broer van klaagster, de heer M, jarenlang als advocaat bijgestaan in een geschil dat de heer M had met (onder meer) de (erfgenamen van de) verhuurder van het door de heer M gehuurde pand. Het geschil betrof met name het achterstallige onderhoud van de woning dat de heer M gerepareerd wenste te zien.

1.3 De verhuurder met wie de heer M een huurovereenkomst had gesloten, is in 2006 overleden.

1.4 Bij beschikking van 11 juli 2013 van de rechtbank Oost-Brabant is de toenmalige bewindvoerder van de heer M ontslagen en is klaagster benoemd tot opvolgend bewindvoerder van de heer M.

1.5 Bij brief van 17 januari 2014 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk en samengevat weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij tien jaar lang de indruk heeft gewekt deskundig te zijn in de zaak die de heer M aan haar had toevertrouwd, terwijl dat niet het geval niet is, zij in die zaak niets heeft gedaan en wat zij wel heeft gedaan, niet juist blijkt te zijn; en

b) zij veel te veel uren heeft geschreven.

3 BEOORDELING

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a oordeelt de voorzitter als volgt. Dit klachtonderdeel betreft een samenvatting van een zestiental klachten van klaagster jegens verweerster. Verweerster heeft klachtonderdeel a - ten aanzien van alle zestien klachten - gemotiveerd weersproken.

3.2 De voorzitter is van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel – ook na/in reactie op het verweer van verweerster – ontoereikend heeft gemotiveerd. Evenmin vindt dit klachtonderdeel steun in de feiten. Zo blijkt niet uit de stukken dat verweerster niets in de zaak zou hebben gedaan.  Evenmin blijkt uit de stukken dat verweerster ondeskundig en/of onjuist heeft opgetreden.

3.3 De kwestie die ter behandeling aan verweerster was toevertrouwd, betrof achterstallig onderhoud van de door de heer M gehuurde woning. Uit het klachtendossier blijkt dat verweerster zich heeft ingespannen om onderhoudswerkzaamheden aan de woning gedaan te krijgen. Verweerster heeft bovendien ervoor zorggedragen dat de huur niet langer aan de verhuurder werd betaald, maar dat deze werd gestort op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerster. Vervolgens is verweerster in overleg getreden met de verhuurder en heeft eerst aan de verhuurder en daarna aan de vijftig erfgenamen van de verhuurder voorgesteld het depotbedrag aan te wenden om het achterstallige onderhoud te doen uitvoeren. Uiteindelijk is het daar niet van gekomen. Het is de voorzitter echter niet gebleken dat dit verweerster kan worden verweten. Dit zal ook te maken hebben gehad met de omstandigheid dat de verhurende partij - zoals verweerster onweersproken heeft gesteld - bestond uit vijftig erfgenamen die het onderling niet eens konden worden.

3.4 Evenmin kan worden aangenomen dat verweerster niet als behoorlijk handelend advocaat heeft gehandeld door na te laten een procedure jegens de verhuurder aanhangig te maken. Verweerster kon en behoorde overleg te voeren met de bewindvoerder van de heer M. Dat verweerster in de periode waarin zij als advocaat in deze zaak optrad heeft gehandeld in strijd met de instructies van de (toenmalige) bewindvoerder of de heer M, blijkt uit niets. Naar het oordeel van de voorzitter is niet komen vast te staan dat verweerster in de behartiging van de belangen van de heer M verwijtbaar tekort is geschoten. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.5 Met klachtonderdeel b beklaagt klaagster zich erover dat verweerster teveel uren heeft geschreven. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster geen belang bij deze klacht, nu verweerster op basis van een toevoeging, derhalve op basis van door de overheid gefinancierde rechtshulp, voor de heer M optrad. Daarbij komt dat het aantal uren dat verweerster in deze zaak heeft geschreven naar het oordeel van de voorzitter niet buitensporig is. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 9 oktober 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement 's-Hertogenbosch binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.