Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:256

Zaaknummer

R. 4437/14.23

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Geen gronden voor verzet aangevoerd anders dan uitwerking en herhaling van de klacht.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 21 januari 2014 met kenmerk K311 2013 bm/ksl aan de Raad van Discipline , door de raad ontvangen op 22 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 februari 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 februari 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 23 februari 2014, door de raad ontvangen op 25 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft de belangen van klager behartigd in een geschil met de gemeente Den Haag.

2.3 Verweerder heeft op 13 mei 2011 een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking van de gemeente Den Haag.

2.4 Bij besluit van 28 november 2011 is dit bezwaar door de gemeente Den Haag afgewezen.

2.5 Verweerder heeft in overleg met klager op 9 januari 2012 bij de rechtbank Den Haag beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Op 10 februari heeft verweerder een aanvullend beroepschrift ingediend.

2.6 Bij uitspraak van 11 april is dit beroep door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard.

2.7 Op 23 mei 2012 heeft verweerder hoger beroep tegen voornoemde uitspraak ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

2.8 Bij brief van 5 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. hij zich niet voor de volle honderd procent heeft ingezet voor zijn zaak waardoor de procedure veel te lang duurt/heeft geduurd;

b. hij slecht bereikbaar is en niet reageert op zijn verzoeken;

c. hij klager niet op de hoogte stelt van de inhoud van het besluit van de gemeente Den Haag;

d. hij klagers dossier niet heeft teruggegeven. Klager vordert een schadevergoeding van verweerder ten bedrag van € 12.000,--.

3.2 Klager heeft geen nieuwe gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij op 13 mei 2011 een pro-forma bezwaarschrift heeft ingediend tegen de beschikking van de Gemeente Den Haag. Bij besluit van 28 november 2011 is dit bezwaar door de gemeente Den Haag afgewezen. Naar aanleiding van deze afwijzing heeft verweerder in overleg met klager op 9 januari 2012 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Bij uitspraak van 11 april 2012 is dit beroep door de Rechtbank ongegrond verklaard. Op 23 mei 2012 heeft verweerder hoger beroep voor klager ingesteld. Verweerder heeft klager te kennen gegeven dat hij hem op de hoogte zou houden van het verdere verloop van de procedure, maar dat hij niet wist wanneer de zaak inhoudelijk zou worden behandeld. Na enige correspondentie over en weer heeft op 11 juni 2013 een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Klager heeft tijdens dat gesprek zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over de duur van de procedure en het feit dat verweerder niet goed bereikbaar zou zijn en niet reageert op zijn vragen/verzoeken.

4.2 Verweerder heeft aangevoerd klager regelmatig op de hoogte te hebben gesteld van de vorderingen in zijn zaak en klager altijd behulpzaam te zijn geweest om de lange doorlooptijd van de procedure voor hem te verlichten. Verweerder heeft erkend dat hij wellicht niet op ieder bericht van klager heeft gereageerd, maar dit had te maken met het feit dat er geen nieuwe ontwikkelingen waren in klagers zaak.

4.3 Klager is meerdere malen uitgenodigd om het dossier bij verweerder op kantoor op te halen. Verweerder wilde het dossier niet opsturen, omdat hij graag een handtekening van klager voor ontvangst van het dossier wilde hebben.

 

5 BEOORDELING

 5.1 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, J.H.M. Nijhuis, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.