Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:52
Zaaknummer
R. 4325/13.232
Inhoudsindicatie
Het verzet is ongegrond. De gronden van het verzet leiden niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 september 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K180 2013 ab/ksl, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij e-mail van 28 oktober 2013, door de raad ontvangen op 28 oktober 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 3 februari 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken een aantal klachten van klaagster onderzocht.
2.3 Bij brief van 23 mei 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:
a. zich heeft ingelaten met de klacht die klaagster tegen de toenmalig deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Dordrecht, mr. S., had ingediend; in de betreffende kwestie heeft het Hof van Discipline geoordeeld dat op grond van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart de griffier van het Hof terecht verweerder, als rechtsopvolger van mr. S. heeft opgeroepen; klaagster is van mening dat door de bemoeienis van verweerder het Hof een kwalijke uitspraak heeft gedaan;
b. klaagster in andere klachtzaken niet serieus heeft genomen en/of klaagsters klachten helemaal niet heeft behandeld; in een klachtzaak heeft verweerder klaagster geadviseerd in de zaak te berusten, omdat klaagster niet gebaat zou zijn bij een advocaat die zich niet in staat acht klaagsters zaak adequaat te behandelen; de andere klachtzaak betrof een klacht tegen een kantoorgenoot van verweerder; klaagster is van mening dat verweerder niet geheel onpartijdig c.q. niet geheel objectief heeft gehandeld dan wel heeft opgetreden; daarnaast heeft verweerder gefaald in zijn toezichthoudende functie; klaagster is van mening dat verweerder haar niet terug had mogen verwijzen naar de voormalig deken te Dordrecht om een advocaat aan te wijzen;
c. zich ongepast en neerbuigend over klaagster uitlaat.
3.3 Als gronden van het verzet heeft klaagster aangevoerd dat klaagster de beoordeling van de voorzitter teleurstellend en niet waardig acht. Klaagster meent dat de plaatsvervangend voorzitter haar niet heeft mogen kwalificeren als “ veelklager”.
4 HET VERWEER
4.1 Verweerder heeft gesteld dat alle klachten die klaagster heeft ingediend zijn gebaseerd op een onjuiste inschatting van juridische kwesties, (tucht-) rechtelijke mogelijkheden en uitspraken en dat geen van de door klaagster ingediende klachten hebben geleid tot een gegrondverklaring. Verweerster is van mening dat de klacht van klaagster geen enkele grondslag heeft.
4.2 Verweerder is voorts van mening dat hij zich immer professioneel, objectief en onpartijdig tegenover klaagster heeft opgesteld.
5. BEOORDELING
5.1 Gelet op het vorenstaande, de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klaagster zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6. BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.