Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:199

Zaaknummer

13-315

Inhoudsindicatie

Verzet. De door klager aangevoerde gronden kunnen niet slagen Het is niet gebleken dat verweerster standpunten heeft ingenomen die zij niet had mogen innemen en evenmin dat zij de civiele rechter heeft misleid. Ook is niet gebleken dat verweerster de civiele procedure onnodig en op een wijze die tegenover klager tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn zou hebben vertraagd

Uitspraak

Beslissing van 12 mei 2014

in de zaak 13-315

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 januari 2014 op de klacht van:

de heer [        ]

adres

klager

tegen:

mw mr. X

advocaat te N.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 december 2013 met kenmerk 13-0203, door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 januari 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 januari 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 20 januari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Deze brief is aangevuld bij latere brief, welke abusievelijk gedateerd is op 16 december 2014 doch door de raad ontvangen op 20 februari 2014. Deze latere brief bevat een aanvulling van de klacht.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De pleitnota van klager maakt onderdeel uit van het proces-verbaal.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager  van 20 januari 2014 en de later nagekomen brief van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Sinds mei 2008 zijn klager en zijn zus met andere erfgenamen verwikkeld in een geschil betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader, die in 1993 is overleden.

2.3    De moeder van klager was executeur in de nalatenschap van vader. Verweerster heeft de belangen van moeder behartigd toen zij nog leefde.

2.4    Nadat moeder is overleden behartigt verweerster de belangen van die andere erfgenamen bij de afwikkeling van de nalatenschappen van de vader en de moeder van klager.

2.5    Klager heeft een aantal klachten ingediend tegen bij de boedel betrokken notarissen.

2.6    Klager heeft zich bij brief van 27 juli 2013 bij de Nederlandse Orde van Advocaten beklaagd over verweerster.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a. in de onderliggende zaak en de daarin gevoerde procedures klagers belangen nodeloos en ontoelaatbaar heeft geschaad omdat zij namens haar cliënten op oneigenlijke gronden verweer blijft voeren tegen de gevolgen van de afwikkeling van de nalatenschappen en doordat haar cliënten ten gevolge hiervan bedragen hebben opgenomen die niet meer verhaalbaar zullen blijken te zijn zodat klager doelbewust een verhaalsobject werd ontnomen;

b. klager bestempelt als een notoire klager en zich daarmee onnodig grievend over klager uitlaat;

c. verdedigt dat er sprake was van vruchtgebruik van moeder en zich daarmee heeft bediend van feiten waarvan zij wist dat die niet juist zijn;

d. tekort is geschoten in de zorg jegens klager door zich te baseren op gegevens die zij had moeten en kunnen verifiëren.

In zijn verzetschrift handhaaft klager zijn eerder ingenomen standpunt. Hij heeft voorts gesteld dat verweerster de grenzen heeft overschreden en daartoe onder meer aangevoerd dat verweerster de afwikkeling van de erfenis onnodig traineert en vertraagt.

4    BEOORDELING

4.1    In verzet is opgekomen klacht die inhoudt dat verweerster de procedure zou traineren. Dat aspect is  te beschouwen als een uitwerking van de klacht dat verweerster zich een advocaat onwaardig zou hebben gedragen. Die uitwerking heeft de raad –nadat verweerster hier ter zitting mee heeft ingestemd- bij de beoordeling  van het verzetschrift betrokken.

4.2    Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Het is niet gebleken dat verweerster standpunten heeft ingenomen die zij niet had mogen innemen en evenmin dat zij de civiele rechter heeft misleid. Ook is niet gebleken dat verweerster de civiele procedure onnodig en op een wijze die tegenover klager tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn zou hebben vertraagd. In zoverre schieten de stellingen van klager dus tekort.

4.3    Het verzet levert geen nieuwe gezichtspunten op die een verder onderzoek naar de klacht en rechtvaardigen. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, J.H. Brouwer, P.J.F.M. de Kerf leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    Klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.