Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:224

Zaaknummer

R. 4620/14.205

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij geld heeft aangenomen van een ander dan zijn cliënte zelf. De declaraties van verweerder worden inderdaad niet door mevrouw A. maar door de LSA betaald. Wat hier ook van zij verweerder is hierdoor niet rechtsreeks in zijn belang geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager heeft gesteld dat verweerder een minnelijke regeling frustreert en daarmee aanstuurt op een jarenlange en kostbare procedure met een belang van minder dat € 5.000, -. Klager meent dat verweerder hiermee de belangen van de LSA laat prevaleren boven de belangen van mevrouw A. Ook ter zake van dit klachtonderdeel is klager niet rechtstreeks in zijn belang geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen a tot en met c kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard

Uitspraak

 De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 12 september 2014 met kenmerk R 2014/77 B, door de Raad ontvangen op 15 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Medio 2013 heeft mevrouw A. zich tot klager gewend met het verzoek haar bij te staan in haar letselschadezaak.

1.2 In oktober 2013 heeft mevrouw A. zich tot mr. W. gewend met het verzoek of hij haar verder in deze kwestie wilde bijstaan. Verweerder heeft haar zaak afgerond.

1.3 Klager had met mevrouw A. prijsafspraken gemaakt. Hij stelt met haar een succesfee van 25% ex BTW te hebben afgesproken. Daarnaast heeft hij de buitengerechtelijke kosten bij de verzekeraar gedeclareerd.

1.4 Mr. W. heeft zich namens mevrouw A. op het standpunt gesteld dat klager geen recht heeft op deze succesfee. Mevrouw A. heeft de succesfee onbetaald gelaten. Klager heeft haar vervolgens in rechte betrokken. In die procedure wordt mevrouw A. bijgestaan door verweerder. De kosten daarvan komen voor rekening van de Vereniging van Letselschade Advocaten, verder LSA. Mr. W. is voorzitter van deze vereniging.

1.5 Bij brief van 23 april 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

 a. mevrouw A. als “proefkonijn” tegen hem gebruikt;

 b. geld aanneemt van anderen dan zijn cliënte;

c. een minnelijke regeling frustreert en daarmee aanstuurt op een jarenlange en kostbare procedure met een belang van minder dan € 5.000, -. Klager meent dat verweerder daarmee het belang van de LSA bij deze procedure laat prevaleren boven het belang van zijn formele cliënte.

 

3 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Vooropgesteld zij dat het klachtrecht niet open staat voor een ieder doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang wordt geschaad.

3.2 Uit de stukken blijkt dat klager de onderliggende procedure tegen mevrouw A. aanhangig heeft gemaakt. Het is  aan mevrouw A. om zich tegen klagers vordering te verdedigen op een wijze die haar goeddunkt. Ook al zou zij hebben besloten zich als proefkonijn te laten gebruiken, staat dit haar vrij. Daarbij komt dat klager door het handelen van verweerder niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Klager verwijt verweerder dat hij geld heeft aangenomen van een ander dan zijn cliënte zelf. De declaraties van verweerder worden inderdaad niet door mevrouw A. maar door de LSA betaald. Wat hier ook van zij verweerder is hierdoor niet rechtsreeks in zijn belang geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Klager heeft gesteld dat verweerder een minnelijke regeling frustreert en daarmee aanstuurt op een jarenlange en kostbare procedure met een belang van minder dat € 5.000, -. Klager meent dat verweerder hiermee de belangen van de LSA laat prevaleren boven de belangen van mevrouw A. Ook ter zake van dit klachtonderdeel is klager niet rechtstreeks in zijn belang geschaad.

3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 september 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.