Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:252

Zaaknummer

OB 146 - 2014

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft terecht overwogen dat een klacht, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Klacht terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 13 oktober 2014

     in de zaak OB146-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 mei 2014op de klacht van:

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

                                          

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij beslissing van 26 mei 2014heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijkverklaard, welke beslissing op 27 mei 2014 is verzonden.

1.2      Bij brief d.d. 28 mei 2014, door de raad ontvangen op 3 juni 2014, heeft klagerverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3      Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 1 september 2014. Bij de mondelinge behandelingis klager verschenen.Verweerder is niet verschenen. Verweerder heeft de raad bij brief d.d. 8 augustus 2014 bericht dat hij verhinderd was en heeft geen verzoek tot aanhouding gedaan.Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 8 januari 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 8 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van klager d.d. 18 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 18 augustus 2014;

          -      de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 21 augustus 2014.

         

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is in november 2011 door het Juridisch Loket verwezen naar verweerder.

2.2      Klager heeft bij brief d.d. 11 november 2013 bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend. Klager beklaagde zich over het volgende:

“Verweerder heeft,hoewel hij ruimschoots van informatie is voorzien en drie besprekingen met hem zijn gevoerd, stellende dat de kwestie niet haalbaar was, geweigerd de heer X aansprakelijk te stellen”.            

2.3      De voorzitter van de raad heeft de klacht van klager, bij de raad bekend onder referentienummer OB383-2013, bij beslissing d.d. 30 december 2013 als kennelijk ongegrond afgewezen. Naar aanleiding van het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet geeft de raad eveneens op 13 oktober 2014 een beslissing.

2.4      Bij brief d.d. 2 april 2014 heeft klager verzocht onderzoek in te stellen naar de wanprestatie van verweerder in de periode van november 2011 tot oktober 2013, alsmede naar de vraag of verweerder de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Naar aanleiding van het dekenstandpunt hierover, gedateerd 25 april 2014, heeft klager verzocht het klachtdossier door te zenden aan de raad.

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt in dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in de periode van november 2011 tot oktober 2013 wanprestatie heeft gepleegd en niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.           

3.2     Het verzet houdt in dat de voorzitter de klacht niet goed heeft gelezen.Klager wenste zich te beklagen over het traject vanaf het Juridisch Loket.

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat een klacht, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. De voorzitter heeft voorts terecht overwogen dat de klacht niet alleen is gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden zoals omschreven in de klachtzaak met referentienummer OB383-2013, maar dat de klacht in de klachtzaak OB383-2013 ook betrekking had op de door klager vermeende wanprestatie en zorgvuldigheid van verweerder.

4.2      De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat niet is gebleken dat de voorzitter de klacht verkeerd heeft opgevat. De voorzitter heeft de klacht terecht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

4.3      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

                    

Aldus gegeven doormr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, A.A. Freriks, H.C.M. Schaeken, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mw. mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2014.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.