Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:135
Zaaknummer
14-110NH
Inhoudsindicatie
“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen voormalig advocaat wegens optreden tegen huidige levenspartner niet in strijd met Gedragsregel 7. Klager mist belang vanwege overdracht zaak naar andere advocaat.”
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 23 mei 2014
in de zaak 14-110NH
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 30 april 2014 met kenmerk td/np/13-405, door de raad ontvangen op 1 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klager in 2009 bijgestaan in een omgangskwestie tussen klager en zijn voormalige partner. In 2009 heeft verweerder klager gevraagd of hij er bezwaar tegen had wanneer hij de heer X zou bijstaan tegen mevrouw Y. De heer X is de voormalig echtgenoot van mevrouw Y en mevrouw Y is de huidige levenspartner van klager. Klager heeft daartegen zijn bezwaar geuit bij verweerder. Verweerder heeft de heer X toch bijgestaan in deze kwestie.
1.3 In augustus 2010 heeft klager contact opgenomen met het toenmalige kantoor van verweerder en daarbij nogmaals zijn bezwaar geuit tegen het optreden van verweerder voor de heer X. De kwestie waarin verweerder voor de heer X optrad was op dat moment al geëindigd. De klachtenfunctionaris van het voormalige kantoor heeft daarop per mail met klager afgesproken dat verweerder geen zaken meer zou behartigen tegen mevrouw Y.
1.4 In september 2013 vernam klager van mevrouw Y dat verweerder namens de heer X opnieuw een procedure was gestart tegen mevrouw Y. In een gesprek tussen klager en verweerder heeft klager zijn mailwisseling uit 2010 met de klachtenfunctionaris van verweerders voormalige kantoor laten lezen aan verweerder. Hierop heeft verweerder de behandeling van de zaak voor de heer X overgedragen aan een andere advocaat.
1.5 Bij brief van 29 oktober 2013 heeft klager zijn klacht tegen verweerder ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, in strijd met een namens hem gedane toezegging uit 2010, toch in 2013 een verzoekschrift tegen de huidige partner van klager heeft ingediend, namens de ex-echtgenoot van deze partner.
3 BEOORDELING
3.1 De klacht ziet enerzijds op het volgens klager bestaande belangenconflict en anderzijds op het handelen van verweerder in strijd met een gedane toezegging.
3.2 De voorzitter zal eerst beoordelen of sprake is van een belangenconflict. Daarbij stelt de voorzitter vast dat de klacht is gericht tegen de voormalige eigen advocaat van klager. Klager verwijt verweerder dat hij heeft opgetreden als advocaat van de wederpartij van klagers huidige levenspartner. Gedragsregel 7 bepaalt, in lid 4, dat het een advocaat niet is toegestaan om tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt op te treden. In de kwestie waarin verweerder voor de heer X tegen mevrouw Y optreedt, is klager niet als partij betrokken. Aldus is geen sprake van de situatie waar Gedragsregel 7 lid 4 op ziet. Zodoende is het verwijt van klager aan verweerder, welk verwijt aan deze klacht ten grondslag ligt, onterecht.
3.3 Het tweede aspect van de klacht ziet op het feit dat verweerder in strijd met de toezegging van de klachtenfunctionaris van zijn voormalige kantoor in 2010 heeft gehandeld, door in 2013 een procedure in te dienen namens de heer X tegen mevrouw Y.
3.4 In zijn verweer heeft verweerder aangevoerd dat de door de klachtenfunctionaris namens hem gedane toezegging, vastgelegd in e-mailcorrespondentie tussen klager en de klachtenfunctionaris, hem niet helder voor de geest stond toen de heer X hem in 2013 verzocht een verzoekschrift tegen mevrouw Y in te dienen. Vanwege zijn kantoorverplaatsing had hij niet de beschikking over het dossier uit 2010, dat in het archief van zijn oude kantoor was achtergebleven, aldus verweerder. In het licht van dit verweer oordeelt de voorzitter dat het schenden van deze toezegging niet als tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerder kan worden aangemerkt. Het tijdsverloop sinds de toezegging en de omstandigheid van verweerders kantoorverplaatsing vormen een valide verklaring voor het in eerste instantie niet naleven van de gedane toezegging. Daarbij neemt de voorzitter tevens in aanmerking dat (zoals hiervoor onder 3.2 is overwogen) de handelwijze van verweerder niet in strijd is met de desbetreffende gedragsregel. Tenslotte is voor de beoordeling van de klacht van belang dat verweerder, nadat klager hem op de correspondentie met daarin de door de klachtenfunctionaris gedane toezegging had gewezen, de zaak voor de heer X heeft overgedragen aan een andere advocaat en klager om die reden belang mist bij de onderhavige klacht.
3.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter dan ook de klacht, met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.