Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:271

Zaaknummer

L 47 - 2014

Inhoudsindicatie

Dat, zoals klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht, steeds opvolgende advocaten aan de zaak van klaagster hebben gewerkt, betekent niet dat klaagster zich niet eerder met een klacht tegen haar voorgaande advocaat tot de deken heeft kunnen wenden. Terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak L 47-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 maart 2014 op de klacht van:

 

   

 

    klaagster

 

 

    tegen:

 

 

   

    verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 18 februari 2014 met kenmerk DOK 219 , door de raad ontvangen op 19 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 5 maart 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 maart 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 19 maart 2014, door de raad ontvangen op 21 maart 2014 , heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d.19 maart 2014.

 

2          FEITEN en klacht

2.1     Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster  in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd om geen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter van 25 september 2007, waarin klaagster was veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 833;

2.    verweerder een vertrouwelijke brief van 31 mei 2004 van klaagster aan de wederpartij heeft doen toekomen;

3.    verweerder klaagster niet naar behoren heeft vertegenwoordigd. De huidige situatie waarin klaagster verkeert is daarvan een direct gevolg.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat:

1.            verweerder het volledige dossier van mr. B. heeft overgenomen en dus wist wat er fout was gegaan in de zaak. Verweerder had klaagster een eerlijk antwoord kunnen geven;

2.            verweerder de bewuste brief, vlak nadat klaagster het kantoor van verweerder totaal van streek had verlaten, aan de tegenpartij heeft gezonden;

3.            verweerder klaagster in de kwestie C. heeft vertegenwoordigd.

 

4          BEOORDELING

4.1      Op de klacht kon met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.3      Ook ter zitting heeft klaagster desgevraagd geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die het tijdverloop tussen het handelen van verweerder waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht rechtvaardigen. Dat, zoals klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht, steeds opvolgende advocaten aan de zaak van klaagster hebben gewerkt, betekent niet dat klaagster hetgeen zij verweerder verwijt niet eerder had kunnen opmerken en zich daarmee niet eerder tot de deken had kunnen wenden.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen omdat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft bevonden.

4.5      Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

         Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries,          E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, leden,          bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken          ter openbare zitting van 10 november 2014 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

 

en per e-mail aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan ingevolge artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.