Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:8
Zaaknummer
151/12
Inhoudsindicatie
De advocaat van de wederpartij van klager mag klager er op wijzen dat deze moet ophouden zich rechtstreeks tot zijn/haar cliënt te wenden i.p.v. tot de advocaat. Deze advocaat mag ook meedelen dat zijn/haar cliënt zich het recht voorbehoudt voortaan niet meer te reageren op rechtstreeks aan die cliënt gezonden brieven. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 31 januari 2014
in de zaak 151/12
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 oktober 2012 op de klacht van:
de heer en mevrouw [ ]
klagers
tegen:
mr. [ ]
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 12 september 2012 met kenmerk 011/012 KG038, door de raad ontvangen op 14 september 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement G. de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 oktober 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 oktober 2012 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 5 november 2012 waarbij het verzetschrift d.d. 4 november wordt gezonden en welke brief op 6 november 2012 bij de raad van discipline is binnengekomen, is verzet ingesteld.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 november 2013 in aanwezigheid van klagers en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klagers d.d. 4 en 5 november 2012;
- de brief van klagers d.d. 5 augustus 2013 met bijlagen;
- de brief van klagers d.d. 13 november 2013 met bijlagen.
1.6 Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem- Leeuwarden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster, hoewel zij wist dat mr. K. optrad als raadsman van klagers, zich rechtstreeks tot klagers heeft gewend en niet tot hun advocaat. Dit is in strijd met de gedragsregels. Bovendien, toen klagers zich rechtstreeks tot hun wederpartij, de woningcoöperatie wendden, kregen zij bericht van verweerster dat dat niet mocht.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
de voorzitter onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klagers te verbieden rechtstreeks de woningcoöperatie aan te schrijven en daar sancties aan te verbinden met als dwangmiddel dat brieven niet gelezen zullen worden c.q. geretourneerd zullen worden.
4 VERWEER
4.1 Verweerster verwijst naar de stukken van de procedure in eerste aanleg en deelt mee dat zij daar niets aan toe te voegen heeft omdat haar standpunt daarin duidelijk is weergegeven. Het verweer is ook opgenomen in de beslissing van de voorzitter waartegen verzet.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerster, als advocaat van de wederpartij van klagers, binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid is gebleven. Het stond verweerster vrij klagers er op te wijzen niet langer rechtstreeks de cliënte van verweerster te benaderen maar de correspondentie via de advocaten te laten lopen. Voorts stond het verweerster vrij om aan klagers kenbaar te maken dat eventueel rechtstreeks aan de cliënte van verweerster geschreven brieven onbeantwoord zouden blijven. Er rustte geen verplichting op verweerster om iedere brief die klagers rechtstreeks naar haar cliënte stuurde, te beantwoorden, dan wel door haar cliënte te doen beantwoorden.
5.2 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaart.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, J.A. Holsbrink, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.