Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:382

Zaaknummer

7169

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden van verweerder in zaak van dochter van klalger. Klager niet-ontvankelijk vanwege onvoldoende belang.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 8 december 2014

in de zaak 7169

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 13 mei 2014, onder nummer 13-345A, aan partijen toegezonden op 13 mei 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN ECLI:NL:TADRAMS:2014:128.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief d.d. 8 juli 2014 van klager;

-    de brief d.d. 12 september 2014 van verweerder;

-    de brief d.d. 24 september 2014 van klager;

-    de brief d.d. 26 september 2014 van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 oktober 2014, waar geen van partijen is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    de door klager aangebrachte zaak in behandeling heeft genomen en deze plotseling enkele weken later heeft neergelegd;

b)    niet heeft willen werken voor het tarief van gefinancierde rechtsbijstand, terwijl hij wel bij het juridisch loket is ingeschreven als advocaat die op toevoegingsbasis werkt.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam 13 mei 2014, gewezen onder nummer 13-345A.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.R. Sturhoofd, J.S.W. Holtrop en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2014.