Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:12

Zaaknummer

L 91 - 2013

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder mee te werken aan belastingfraude door overlegging van aangiften van zijn cliënt en verwijt verweerder onnodig grievend te zijn door haar wispelturig te noemen. Verweerder mag afgaan op juistheid van door zijn cliënt verstrekte gegevens. Verweerder was niet onnodig grievend door klaagster wispelturig in de nakoming van afspraken te noemen.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaak L 91 - 2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 april 2013 op de klacht van:

 

 

A.

 

       

klaagster

 

tegen:

B.

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 maart 2013 met kenmerk DOK 7181, door de raad ontvangen op 20 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 16 april 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 april 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3      Bij brief van 5 mei 2013, door de raad ontvangen op 6 mei 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013.. Verweerder heeft de raad bij brief van 16 september 2013 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn Klaagster heeft bij brief van 18 november 2013 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen

1.5      De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en van het verzetschrift van klaagster van 5 mei 2013, met bijlagen.

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster in een echtscheidings- en alimentatieprocedure.

2.3      Bij brief van 2 november 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3          klacht EN VERZET

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    hij klaagster in een slecht daglicht plaatst;

2.    hij feiten verdraait en leugens vertelt;

3.    hij belastingfraude van zijn cliënt ondersteunt;

4.    hij een dekenadvies negeert.

 

4          DE GRONDEN VAN HET VERZET

4.1      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven in dat:

4.2      door de voorzitter geen aandacht is besteed aan hetgeen klaagster omtrent de belastingfraude die door verweerder in stand wordt gehouden, heeft gezegd.

 

5          VERWEER

5.1      Verweerder is van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder benadrukt dat het hem vrij staat - en het zelfs zijn plicht is – om de standpunten van zijn cliënt aan de rechter voor te leggen en de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Verweerder betwist dat hij daarbij de grenzen van het onbetamelijke jegens klaagster heeft overschreden.

5.2      Voor wat betreft het negeren van een dekenadvies stelt verweerder zich op het standpunt dat niet hij, maar juist de advocaat van klaagster om een dekenadvies heeft gevraagd. Verweerder heeft zich slechts namens zijn cliënt uitgelaten over het verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling dat door een kantoorgenote van de advocaat van klaagster is gedaan.

 

 6        BEOORDELING VAN HET VERZET

6.1     Het verzet van klaagster is gegrond op het feit dat volgens klaagster de voorzitter onvoldoende aandacht zou hebben besteed aan het feit dat verweerder volgens klaagster de belastingfraude van haar ex-man in stand houdt. Uit de stukken en met name uit de voorzittersbeslissing blijkt echter dat de voorzitter daaraan wel degelijk aandacht heeft besteed. In overweging 4.4 van de voorzittersbeslissing wordt namelijk nadrukkelijk overwogen dat klaagster geen concrete gegevens naar voren heeft gebracht omtrent haar stellingen en zij die stellingen ook niet met bewijs heeft ondersteund. In deze overweging wordt weliswaar het verwijt van klaagster dat verweerder belastingfraude in stand houdt niet expliciet genoemd, maar deze overweging heeft daarop wel betrekking.

6.2     Daarnaast onderbouwt klaagster haar stelling dat verweerder belastingfraude in stand houdt slechts met het feit dat verweerder afschriften van belastingaangiften van de ex-man van klaagster in het geding brengt. Volgens klaagster zijn deze belastingaangiften frauduleus en zou verweerder daarvan op de hoogte zijn. De raad kan dat echter niet vaststellen. Bovendien is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal. Slechts in uitzonderingsgevallen is de advocaat gehouden om de juistheid daarvan te verifiëren. Dat in het onderhavige geval van zo’n uitzondering sprake is, is uit de stukken niet gebleken. Verweerder mocht derhalve in beginsel afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem had verschaft.

6.3     Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat verweerder zich jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Nu in het verzetschrift door klaagster geen nadere concrete onderbouwing van haar stellingen wordt gegeven, zal de raad het verzet ongegrond verklaren.

         

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mevrouw mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.B.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.              

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.