Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:34
Zaaknummer
OB 83 - 2013
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klager heeft ter zitting zijn klacht tegen verweerder ingetrokken, zodat deze geen verdere beoordeling behoeft.
Inhoudsindicatie
Verzet niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 17 februari 2014
in de zaak OB 83 - 2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 16 april 2013 op de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 15 maart 2013, met kenmerk 201201158K, door de raad ontvangen op 18 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 april 2013 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter (hierna te noemen: “de voorzitter”), de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 april 2013 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 24 april 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop deze beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Voorts heeft de raad kennis genomen van het verzetschrift van klager van 24 april 2013 en van het verweerschrift van verweerder van 22 november 2013 met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven vaststaande feiten, aangezien het verzet daartegen niet is gericht.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:
3.1 Verweerder heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het overleggen van een specificatie;
3.2 Verweerder heeft geweigerd om zijn declaraties ter begroting aan de raad van toezicht aan te bieden.
4 BESLISSING VAN DE VOORZITTER
4.1 Bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 16 april 2013 heeft deze de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.
5 VERZET
5.1 In zijn verzetschrift geeft klager aan dat het conflict niet alleen zit in de excessieve declaraties van verweerder, diens weigering specificaties over te leggen en diens nalaten een begrotingsverzoek in te dienen. Aansluitend daarop heeft klager zijn klacht uitgebreid met een vijftal nieuwe onderdelen.
De raad kan deze onderdelen niet in de behandeling betrekken, nu ter zake geen instructie van de deken heeft plaatsgevonden. De raad beperkt zich derhalve tot het verzet op basis van de oorspronkelijke klacht, zoals sub 3 geformuleerd. Ter zitting van de raad hebben klager en verweerder zich daarmee akkoord verklaard. Het is aan klager of hij ter zake een nieuwe klacht bij de deken wenst in te dienen.
6 BEOORDELING
6.1 Met betrekking tot de beide onderdelen van de klacht zoals klager deze in zijn klachtschrijven van 31 oktober 2012 bij de deken heeft ingediend verenigt de raad zich met het oordeel van de voorzitter in diens beslissing van 16 april 2013.
6.2 Uit de stukken blijkt afdoende dat verweerder bereid was aan allen voor wie hij optrad een specificatie van zijn declaraties toe te zenden, mits zij hun wensen daartoe kenbaar maakten. De specificatie van de declaratie van 8 augustus 2011 heeft klager daadwerkelijk ontvangen en gevoegd bij zijn klachtschrijven. Niet is gebleken dat klager verweerder heeft verzocht hem de specificatie van de declaratie van 16 november 2011 toe te zenden. Overigens heeft verweerder die specificatie in ieder geval in het kader van het onderzoek van de klacht aan de deken overgelegd en heeft hij ter zitting van de raad toegezegd opnieuw een kopie aan klager te zullen verstrekken.
6.2 Verweerder heeft ter zitting aangegeven eerst na afloop van de onderhavige tuchtprocedure zijn declaraties ter begroting te willen indienen, hetgeen de raad niet onbegrijpelijk voorkomt.
BESLISSING
De raad van discipline:
- Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mr. H.C.M. Schaeken, mw. mr. M.B.Ph. Geeraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep worden ingesteld.