Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-09-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:312
Zaaknummer
14-77
Inhoudsindicatie
Verzetszaak over de vraag of klachten over rechtsbijstand van verweerder in de periode 1998 tot 2002 nog kunnen worden ingediend in 2014. De voorzitter heeft op terechte gronden geoordeeld dat geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen klager zijn klachten heeft ingediend, omdat niet is gebleken van zodanig dringende omstandigheden dat hij niet in staat was zijn klachten eerder naar voren te brengen.
Uitspraak
Beslissing van 15 september 2014
in de zaak 14-77
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 juni 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 mei 2014, door de raad ontvangen op 19 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 5 juni 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 11 juni 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 15 juni 2014 door de raad ontvangen op 18 juni 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 15 juni 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager in de periode 1998 – 2002 bijgestaan in een arbeidsgeschil met de gemeente Roosendaal. Verweerder heeft geweigerd namens klager een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank tegen de weigering van de gemeente om voor hem een functiebeschrijving/-waardering te maken van zijn nevenfunctie als administratief ondersteuner van de Commissie X.
2.3 Klager heeft in de periode 2004 gezondheidsklachten gekregen en in 2010 is hij geopereerd. In de periode daarvoor heeft hij bestralingen en chemotherapie gehad.
2.4 Bij brief van 6 april 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Klager meent dat hij ontvankelijk is in zijn klacht tegen verweerder, omdat hij vanaf het moment waarop hij kankervrij was (begin 2014), voortvarend met zijn klacht aan de slag is gegaan, onder meer door een kopie van het zaakdossier op te vragen. Hij stelt dat zijn klacht alsnog inhoudelijk dient te worden beoordeeld en gegrond verklaard.
4 VERWEER
4.1 Verweerder meent dat de klachten jegens hem op een onredelijk laat moment zijn ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het verzet.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
5.2 Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, bestaan in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer inhoudend dat er sprake is van niet tijdige indiening van een klacht, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie kan worden gesteld en anderzijds het maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden.
5.3 Uit het ter zitting aangevoerde blijkt dat het een bewuste keuze van klager is geweest, in reactie op uitlatingen van zijn toenmalige echtgenote, om de klachten tegen verweerder niet al in 2002 – 2003 in te dienen, maar daarmee te wachten tot 2014. Deze keuze komt voor zijn eigen rekening nu niet is gebleken van zodanig dringende omstandigheden dat klager niet in staat was zijn klachten eerder naar voren te brengen. Gelet op het geschetste tijdsverloop is de raad met de voorzitter van oordeel dat er geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen klager zijn klachten heeft ingediend. De raad zal het verzet van klager dan ook als ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.