Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:325

Zaaknummer

R. 4677/14.261

Inhoudsindicatie

De klachtonderdelen worden door verweerder betwist en door klaagster op geen enkele wijze onderbouwd dan wel nader gesubstantieerd. De klachtonderdelen missen derhalve feitelijke grondslag. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 In het voorjaar van 2014 is er tussen klaagster en verweerder telefonisch overleg geweest. 

1.3 Bij e-mailbericht van 3 september 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. haar zou hebben voorgelogen over procedures en over haar zaak;

b. niets heeft gedaan met klagers klacht over een Rotterdamse advocaat;

c. onvoldoende thuis was in het brede terrein van het recht;

d. avances heeft gemaakt die naar haar mening ongepast waren;

e. toezeggingen zou hebben gedaan die hij niet is nagekomen.

 

3 BEOORDELING

3.1 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

3.2 De klachtonderdelen worden door verweerder betwist en door klaagster op geen enkele wijze onderbouwd dan wel nader gesubstantieerd. De klachtonderdelen missen derhalve feitelijke grondslag.

3.3 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met e kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 17 december 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.       

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.