Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:45
Zaaknummer
6923
Inhoudsindicatie
Beslissingen van de raad dienen altijd per aangetekende post te worden verzonden. Bij gebreke daarvan neemt appeltermijn geen aanvang.
Uitspraak
Beslissing van 10 februari 2014
in de zaak 6923
naar aanleiding van het verzet van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 26 augustus 2013, nummer R.4114/13.21, waarbij van een klacht van klager de klachtonderdelen c tot en met e gegrond zijn verklaard en de klachtonderdelen voor het overige ongegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd voor de gegrond bevonden klachtonderdelen.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij beslissing van 3 oktober 2013 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op
3 oktober 2013.
2.2 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op
10 oktober 2013. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 december 2013, waar geen van beide partijen is verschenen.
2.3 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 DE BEOORDELING
3.1 De voorzitter heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld op de grond dat de appelmemorie van klager door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn.
3.2 In zijn verzetschrift stelt klager onder meer:
“Ik heb de beslissing betreffende de eerst aanleg op 27 augustus 2013 per E-mail ontvangen, en niet bij aangetekende brief, zoals staat in de beslissing zelf, op bladzijde 7. (bijgevoegd). Wel heb ik gewacht voor die brief, die nooit is aangekomen.”
3.3 In antwoord op vragen van de griffier van het hof heeft de griffier van de raad meegedeeld dat de beslissing van de raad op 27 augustus 2013 per e-mail aan klager is gestuurd, en dat als volgt toegelicht:
“De beslissing is niet per aangetekende post verzonden daar de aangetekende oproepbrief nooit aangekomen is en PostNL deze brief niet kan traceren.”
3.4 Artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt:
“Van de beslissingen van de raad van discipline kan gedurende dertig dagen na de verzending van het in artikel 50 bedoelde afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door: a. de klager (….)”
Artikel 50 lid 2 van die wet bepaalt:
“Indien werd beslist naar aanleiding van een klacht (….) wordt ook aan de klager bij aangetekende brief een afschrift van de beslissing gezonden.”
3.5 Het samenstel van deze beide bepalingen bewerkstelligt dat geen onzekerheid kan ontstaan over het aanvangstijdstip van de appeltermijn. De datum van terpostbezorging van de aangetekende brief wordt immers door PostNL geregistreerd, en de griffier van de raad ontvangt bewijs daarvan met vermelding van die datum.
3.6 Het belang van de rechtszekerheid dwingt dan ook tot het oordeel dat nimmer afgeweken mag worden van het voorschrift dat beslissingen van de raad per aangetekende post dienen te worden verzonden aan alle in artikel 50 van de Advocatenwet genoemde betrokkenen, onder wie de klager.
Uiteraard heeft de griffier van de raad de vrijheid om, indien hij daartoe aanleiding ziet, uit vrijwillig dienstbetoon de beslissing niet alleen per aangetekende post maar daarnaast ook op andere wijze te verzenden. Voor de bepaling van de aanvangsdatum van de appeltermijn is dat echter zonder betekenis.
3.7 In de onderhavige zaak staat vast dat de beslissing nimmer per aangetekende post aan klager is verzonden. Uit het voorgaande volgt dat dan niet kan worden geoordeeld dat de appelmemorie buiten de termijn ter griffie van het hof is ingekomen, omdat de appeltermijn geen aanvang heeft genomen. Het verzet is dus gegrond.
Daaraan kan niet afdoen dat zich in de onderhavige zaak de bijzonderheid voordoet dat klager spontaan heeft gesteld dat hij de beslissing reeds op de uitspraakdatum per e-mail heeft ontvangen.
3.8 De tweede grond van het verzet kan op grond van het voorgaande onbesproken blijven.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 3 oktober 2013 gegrond;
- bepaalt dat de inhoudelijke behandeling van het door klager ingestelde hoger beroep zal plaatsvinden op een nader te bepalen zitting.
Aldus gewezen door mr C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.J. Niezink, P.H. Holthuis en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G. E. Muller, griffier. en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2014.