Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:7
Zaaknummer
6809
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging ongegrondverklaring klacht tegen advocaat wederpartij.
Uitspraak
Beslissing van 17 januari 2014
in de zaak 6809
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Gravenhage (verder: de raad) van 6 mei 2013, onder nummer R.4096/13.3, aan partijen toegezonden op 8 mei 2013, waarbij een klacht van klager en X BV, door de raad aangeduid als klaagster sub 2) tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4378.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen Het beroepschrift is niet op naam van klager sub 2 gesteld. De door de raad als Klaagster sub 2 aangeduide BV is verder niet meer in dit beroep betrokken.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- email van klager d.d. 24 mei 2013;
- brief van klager d.d. 24 mei 2013;
- brief van klager d.d. 1 juni 2013;
- brief van klager d.d. 17 juni 2013;
- brief van klager d.d. 23 juni 2013;
- brief van klager d.d. 27 juni 2013;
- brief van klager d.d. 27 juni 2013;
- brief van klager d.d. 28 oktober 2013;
- e-mail van verweerder d.d. 28 oktober 2013;
- e-mail van klager d.d. 28 oktober 2013;
- brief van het Hof van Discipline aan klager d.d. 31 oktober 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 november 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 Klager verwijten verweerder dat hij:
a. ten onrechte stelt dat hij optreedt voor S Vof. Deze vennootschap heeft twee vennoten, te weten B BV en S BV, de vennootschap van klager; klager en S BV hebben niet ingestemd met inschakeling van verweerder als advocaat van S Vof;
b. ten onrechte beslag heeft gelegd op bezittingen van klager en in de beslagrekesten ten onrechte heeft gesteld, dat hij vooraf getracht heeft met klager overleg te voeren;
c. ten onrechte suggereert dat overleg wordt gevoerd over de afhandeling van de boedel van S Vof, terwijl nimmer op de uitnodiging tot overleg heeft gereageerd en ook anderszins geen overlegactiviteiten heeft ontplooid;
d. nodeloos procedures voert, waardoor alle betrokkenen, waaronder klager, op onnodige kosten worden gejaagd en waardoor zij schade lijden;
e. klager niet op de hoogte heeft gesteld van de door hem gevraagde verlenging van de termijn om de eis in de hoofdzaak te stellen;
f. klager geen inzicht heeft verstrekt in zijn urenspecificaties;
g. geen rekening heeft gehouden met informatie die door klager is aangeleverd;
h. niet is overgegaan tot opheffing van het beslag(en).
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Voor zover klager in zijn beroep de klachtomschrijving heeft willen uitbreiden dient hij daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat klachten alleen bij de deken kunnen worden ingediend.
5.2 De raad heeft in de overwegingen 5.1 tot en met 5.4 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.
5.3 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 6 mei 2013, onder nummer R.4096/13.3, voor zover hij nieuwe klachten heeft aangevoerd;
en
- bekrachtigt deze beslissing.
Aldus gewezen op 11 november 2013 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A. Minderhoud, P.T. Gründemann en G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2014.