Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:58

Zaaknummer

R. 4468/14.54

Inhoudsindicatie

Het stond verweerder gelet op zijn beleidsvrijheid vrij deze strategische (proces)beslissingen te nemen. Niet gebleken is dat de belangen van klager daardoor zijn geschaad of konden worden geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 27 februari 2014 met kenmerk K380 2013, door de raad ontvangen op 28 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in twee procedures.

1.2 Op 6 mei 2013 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een intakegesprek.

1.3 Op 9 mei 2013 heeft verweerder aan klager een bevestigingsbrief gestuurd.

1.4 Bij e-mail bericht van 10 mei 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat hij niet bereid is aan het verzoek van klager om overlegging van twee aangiftes te voldoen.

1.5 Bij e-mail berichten van 15, 24 en 26 oktober 2013 heeft klager verweerder gewezen op het feit dat zijn nota’s niet klopten en hem verzocht daar naar te kijken.

1.6 Uit e-mail berichten van 23 oktober 2013, 25 oktober 2013 en 21 december 2013 blijkt dat verweerder instemt met betaling door klager van een bedrag van € 1.188,--, mits klager geen klacht of andere vordering tegen hem zou indienen.

1.7 Bij brief van 6 november 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. de belangen van klager in twee procedures niet naar behoren heeft behartigd;

b. onjuiste nota’s heeft gezonden;

c. heeft geprobeerd klager door middel van omkoping en chantage te bewegen zijn klacht in te trekken.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas worden overwogen en opgelegd, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak zo optreedt en adviseert, dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken aan de cliënt dient te bevestigen.

3.2 Klager verwijt verweerder dat hij een aangifte tegen een rechter en een aangifte tegen een advocaat niet heeft overgelegd in de procedure, terwijl klager hem daar wel om heeft verzocht. Verweerder heeft aangegeven dat hij deze stukken niet in de procedure heeft overgelegd, omdat dat naar zijn mening een averechts effect zou hebben.

3.3 Het stond -gelet op de hiervoor geformuleerde uitgangspunten- verweerder vrij deze strategische (proces)beslissing te nemen. Niet gebleken is dat de belangen van klager daardoor zijn geschaad of konden worden geschaad. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Verweerder heeft gesteld dat hij tijdens het intakegesprek alsmede in de opdrachtbevestiging van 9 mei 2013 heeft aangegeven dat er kosten zijn verbonden aan het intakegesprek. Nu daartoe overigens zijn geen gronden zijn aangevoerd kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuiste nota’s aan klager heeft gezonden. Dat eerst in de klachtprocedure is gebleken dat verweerder een vergissing heeft gemaakt bij het verrekenen van het door klager betaalde voorschot doet daaraan niet af, nu verweerder deze –nadat hij op daarop was gewezen- direct heeft rechtgezet. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5 Nu het slechts een beperkte matiging van de declaratie van verweerder betreft kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft getracht klager te chanteren dan wel om te kopen, maar veeleer dat verweerder gepoogd heeft om in beider belang een definitief einde te maken aan de zaak. Het stond verweerder vrij een dergelijk voorstel aan klager te doen. Derhalve is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

3.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 27 maart 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op  maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.