Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:26
Zaaknummer
R. 4443/14.29
Inhoudsindicatie
Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder klager meerdere malen duidelijk en op schrift te kennen heeft gegeven dat hij geen procedure voor hem zal voeren. Een advocaat is niet verplicht een zaak aan te nemen dan wel een procedure aanhangig te maken, waarvan hij meent dat deze geen kans van slagen heeft.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, van 28 januari 2014 met kenmerk R 2014/17 ml, door de raad ontvangen op 30 januari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klager is in 2002, 2004 en 2005 opgenomen geweest in een kliniek voor psychiatrische patiënten.
1.2 Klager heeft onder meer op 20 januari 2009 bij de klachtcommissie van de betreffende instelling geklaagd over zijn behandeling.
1.3 Op 7 juli 2009 is een beslissing op klagers bezwaar genomen. Op dit bezwaar is afwijzend beslist.
1.4 Klager heeft zich in februari 2013 gewend tot het kantoor van verweerder met zijn dossier, teneinde te bezien of verweerder een procedure tegen de betreffende kliniek zou kunnen aanvangen.
1.5 Bij brief van 25 maart 2013 heeft verweerder klager, na kennisneming van de door klager afgegeven stukken, bericht dat zijn kantoor daarvoor niet de expertise in huis heeft en dat hij klager niet kan bijstaan.
1.6 Op 29 juli 2013 heeft alsnog een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder, omdat klager nogmaals de haalbaarheid van een procedure tegen de betreffende kliniek onderzocht wenste te zien.
1.7 Op 27 augustus 2013 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand voor een procedure tegen de betreffende kliniek. Deze toevoeging is afgegeven met als omschrijving: “geschil medisch handelen”.
1.8 Op 6 september 2013 heeft verweerder klager bericht dat de Raad voor Rechtsbijstand aan klager een eigen bijdrage heeft opgelegd ad € 129,--.
1.9 Bij brief van 23 september 2013 heeft verweerder klager bericht dat hij de stukken nogmaals heeft bestudeerd, maar dat hij zijn eerdere standpunt omtrent de haalbaarheid van de zaak handhaaft.
1.10 Op 8 oktober 2013 heeft verweerder op klagers verzoek alle in zijn bezit zijnde stukken aan klager doen toekomen.
1.11 Bij brief van 8 oktober 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij jegens klager tekort is geschoten, omdat hij “een loopje” met klager heeft genomen bij de beoordeling van zijn zaak.
3. BEOORDELING
3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
3.2 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder klager meerdere malen duidelijk en op schrift te kennen heeft gegeven dat hij geen procedure voor hem zal voeren. Een advocaat is niet verplicht een zaak aan te nemen dan wel een procedure aanhangig te maken, waarvan hij meent dat deze geen kans van slagen heeft.
3.3 De gedragingen van verweerder zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor zover aan de zijde van klager een misverstand is ontstaan naar aanleiding van de toevoeging die was aangevraagd voor een “procedure” en verweerder in een bespreking op zijn kantoor tegen klager heeft gezegd dat hij “aangifte moest gaan doen” kan evenmin worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
3.4 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4. BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 11 februari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.