Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:268

Zaaknummer

R. 4623/14.208

Inhoudsindicatie

De geschilpunten betreffen partijstandpunten, waarover de rechter in de aanhangige procedure zal moeten beslissen, wanneer partijen ter zake geen overeenstemming hebben bereikt. Het (blijven) verschillen van mening met de andere partij, het niet vrijwillig meewerken aan regelingen en/of het stellen van voorwaarden aan het verlenen van medewerking staat elke partij vrij en wanneer een advocaat deze standpunten namens zijn cliënt verwoordt kan hem, mits hij binnen de gestelde grenzen blijft , geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder bedoelde grenzen zou hebben overschreden.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 8 september 2014, na verwijzing door het Hof van Discipline, door de raad ontvangen op 22 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder behartigt sedert 2013 de belangen van de (voormalig) echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure.

1.3 Bij brief van 5 februari 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te stellen dat zijn cliënte, klagers wederpartij, aan geen enkele regeling meewerkt tenzij daar een geldelijke betaling tegenover staat, als gevolg waarvan een regeling, die partijen nastreven, onmogelijk wordt gemaakt.

 

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Niet gesteld kan worden dat verweerder de juistheid van de aan hem door zijn cliënte verschafte gegevens diende te verifiëren, anders dan door klagers advocaat om klagers gedocumenteerde standpunt te verzoeken.

3.3 De geschilpunten betreffen partijstandpunten, waarover de rechter in de aanhangige procedure zal moeten beslissen, wanneer partijen ter zake geen overeenstemming hebben bereikt. Het (blijven) verschillen van mening met de andere partij, het niet vrijwillig meewerken aan regelingen en/of het stellen van voorwaarden aan het verlenen van medewerking staat elke partij vrij en wanneer een advocaat deze standpunten namens zijn cliënt verwoordt kan hem, mits hij binnen de grenzen blijft zoals onder 3.1 geschetst, geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder bedoelde grenzen zou hebben overschreden.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 oktober 2014. 

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN  Den Haag  (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.