Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:185

Zaaknummer

7096

Inhoudsindicatie

Artikel 13 verzoek afgewezen. Geen vertegenwoordiging advocaat vereist.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2014

in de zaak 7096

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van

14 oktober 2013 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 23 november 2013 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2 HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Het klaagschrift is op 27 november 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van14 april 2014, waar klager en deken zijn verschenen.

3 FEITEN

3.1 Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft zich bij brief van 17 juni 2013 gewend tot de deken met het verzoek hem een advocaat aan te wijzen, om een civiele procedure tegen de raad voor de kinderbescherming te Utrecht te voeren. De deken heeft bij beslissing van 14 oktober 2013 dit verzoek afgewezen, omdat:

1. klager de deken niet duidelijk had gemaakt dat een procedure in het arrondissement Midden-Nederland aanhangig gemaakt zou gaan worden, en tevens

2. niet was gebleken dat het klager niet lukte zelf tijdig een advocaat te vinden.

Naar aanleiding van de mondelinge behandeling heeft klager bij e-mail van 14 april 2014 aan het hof een lijstje met namen gestuurd van door hem benaderde advocaten. Bij brief van 1 mei 2014 heeft de deken aan het hof laten weten dat zijn mening dit niets aan zijn beslissing afdeed, nu bij dit lijstje geen schriftelijke afwijzingen waren gevoegd.

4 BEOORDELING

Met  de deken is het hof van oordeel dat de situatie als bedoeld in artikel 13 van de Advocatenwet zich niet voordoet, nu niet is gebleken van een door klager aanhangig te maken procedure in het arrondissement Midden-Nederland, waarvoor vertegenwoordig van een advocaat vereist is. Daarmee kan in het midden blijven of klager voldoende inspanning heeft verricht zelf een advocaat te vinden.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 14 oktober 2013 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, G.J.L.F. Schakenraad, H.J. de Groot en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2014.