Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:7
Zaaknummer
R. 4301/13.208
Inhoudsindicatie
Klacht betreft werkzaamheden van verweerder voor klaagster in 2007. Klacht ingediend april 2013. Argumentatie terzake van tijdsverloop niet aanvaard. Klacht door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 2 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is op 19 september 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 1 oktober 2013, per telefax door de raad ontvangen op 2 oktober 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klaagster, die werd vergezeld van mr. L, advocaat te N., en D., en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Mr. L.heeft een pleitnota overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1, met dien verstande dat als geboortedatum van de tweeling, vermeld in nummer 1.2 van de bestreden beslissing, gelezen moet worden: 9 juli 2004.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van klaagsters belangen. Verweerder behartigde in 2007 de belangen van klaagster en haar voormalige echtgenoot, maar had met name oog voor de belangen van de voormalige echtgenoot van klaagster. Klaagster beheerste in 2007 de Nederlandse taal niet goed. Klaagster is van mening dat zij door de wijze waarop de gevolgen van de echtscheiding zijn geregeld alles is kwijtgeraakt.
3.3 In het verzet heeft klaagster terzake van de termijn waarop de klacht is ingediend aangevoerd dat zij een vrouw is die uit Indonesië afkomstig is en dat niet aangenomen mag worden dat zij op de hoogte is van haar rechten. Voorts voert klaagster aan dat zij op 26 augustus 2010 een fax aan het kantoor van verweerder heeft gezonden, waarin door of namens haar is verzocht om haar ex-echtgenoot te verzoeken te stoppen met stalken, waaruit verweerder had kunnen opmaken dat er iets niet goed was gegaan. Tenslotte heeft klaagster er in dit verband op gewezen dat zij in april 2011 een advocaat heeft benaderd, maar dat zij die niet kon betalen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De argumenten die klaagster in het verzet aangaande het tijdsverloop heeft aangevoerd vinden geen steun in de jurisprudentie van het Hof van Discipline. De raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.