Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:198

Zaaknummer

13-310

Inhoudsindicatie

Verzet. De door klager aangevoerde gronden kunnen niet slagen. Onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen. Het verzet levert geen nieuwe gezichtspunten op en is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht.

Uitspraak

Beslissing van 12 mei 2014

in de zaak 13-310

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 januari 2014 op de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr. X

advocaat te D.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 december 2013 met kenmerk 13-0203, door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 januari 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 23 januari 2014 door de raad ontvangen op 24 januari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2014 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Tijdens die mondelinge behandeling heeft klager een pleitnota overhandigd. Deze pleitnota maakt onderdeel uit van het proces-verbaal.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager  van 20 januari 2014 en de later nagekomen brief van klager met bijlagen van 10 maart 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Klager heeft op 22 januari 2012 aan verweerder gevraagd hem bij te staan in verband met een geschil van klager tegen een installatiebedrijf over de plaatsing van een boiler en de daarmee gemoeide kosten.

2.3    In een brief gedateerd 25 januari 2012 zette klager de relevante feiten met betrekking tot zijn zaak uiteen.

2.4    Op 15 maart 2012 verzond verweerder een brief aan de wederpartij van klager in verband met de boiler, waarin de overeenkomst tot levering van de boiler in verband met een wilsgebrek werd vernietigd. Tevens werd de wederpartij aansprakelijk gesteld voor de vergoeding van de kosten van energieverbruik. Bij brief van 11 mei 2012 werd hierop door de wederpartij gereageerd. Deze wees de vernietiging en de aansprakelijkheid van de hand.

2.5    Daarna is er enig contact geweest tussen verweerder en de installateur over de energiekosten die het gevolg waren van de geplaatste boiler. Getracht is de kwestie in der minne op te lossen. Dit is niet gelukt.

2.6    Op 12 juli 2013 stuurde verweerder een e-mailbericht naar klager. In dit bericht stelde hij dat de wederpartij niet reageerde op het verzoek van klager om nogmaals bij klager langs te gaan. Verweerder wees klager erop welke vragen en feiten relevant zouden worden, indien het zou komen tot een gerechtelijke procedure, die klager wilde.

2.7    Vervolgens heeft klager zich bij brief van 22 juli 2013 bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In de visie van klager heeft verweerder niets voor hem gedaan en was het ook zeer moeilijk contact met hem te krijgen. Ook in andere kwesties die klager aan hem heeft toevertrouwd (in verband met een klacht over een andere advocaat) heeft verweerder niets voor hem ondernomen.

3.2    In zijn verzetschrift heeft klager uitvoerig onderbouwd waarom het energiebedrijf nalatig is geweest. Hij handhaaft zijn standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gedaan om zijn belangen te behartigen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht tegen verweerder de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Na afloop van de behandeling heeft klager de raad nog bij brief van 17 maart 2014 onder de aandacht gebracht  dat  klager alles in het werk heeft gesteld om de behandeling van het verzet bij te wonen en dat verweerder bij die behandeling verstek liet gaan. Klager heeft de raad gevraagd dit in haar overwegingen te betrekken.

Deze brief brengt de raad niet tot een ander oordeel omdat de inhoud van deze brief onverlet laat dat de raad niet ziet dat verweerder tuchtrechtelijk tekort geschoten is. Het was daarom niet noodzakelijk dat verweerder zich eerst nog moest kunnen uitlaten over deze brief.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, P.J.F.M. de Kerf, F.A.M. Knüppe, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    Klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.