Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:128
Zaaknummer
13-271
Inhoudsindicatie
beslaglegging door advocaat wederpartij, verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 7 april 2014
in de zaak 13-271
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 december 2013 op de klacht van:
de heer V.
klager
tegen:
mr. E.
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 november 2013 met kenmerk K 13-0166, door de raad ontvangen op 11 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 4 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 december 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief gedateerd 16 december 2013, door de raad ontvangen op 18 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2014. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager gedateerd 16 december 2013.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2. Het verzet houdt in dat de voorzitter heeft miskend dat door de cliënte van verweerster niet is meegewerkt aan het deblokkeren van de spaarrekening waardoor er geen geld was voor salarisbetalingen aan de cliënte van verweerster. Niet juist is dat privébetalingen door de vennootschap, waarvan klager als 50% aandeelhouder en bestuurder optrad, zijn gedaan: het ging om achterstallige zakelijke betalingen. Verweerster kon dit begrijpen en had dus niet ten behoeve van haar cliënte nodeloos beslag mogen leggen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. In het licht van het feit dat geen informatie door klager werd verstrekt aan zijn ex-echtgenote en mede-aandeelhouder, over de situatie van de onderneming en er sprake was van achterstallige betalingen aan haar, was verweerster gerechtigd om in het belang van haar cliënte, op te treden op de wijze zoals zij heeft gedaan. Zij heeft daarbij de belangen van verweerder niet nodeloos veronachtzaamd.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, L.A.M.J. Pütz, A.M.T. Weersink en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten Midden Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.