Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:166
Zaaknummer
13-252
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Zaak handelt over klacht tegen advocaat wederpartij over onjuiste en onnodig grievende uitlatingen in een incassoprocedure, waarin klager zelf procedeerde en verweerder voor wederpartij optrad. Voorzitter wees de klacht als kennelijk ongegrond af.
Uitspraak
Beslissing van 19 mei 2014
in de zaak 13-252
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 oktober 2013 op de klacht van:
De heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 3 september 2013 met kenmerk K 12-13/19, door de raad ontvangen op 5 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 november 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 november 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 8 december 2013 door de raad ontvangen op 9 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [naam]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 december 2013.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klager is van oordeel dat de voorzitter ten onrechte niet ingegaan is op de vraag in hoeverre een advocaat zich binnen de grenzen van de wet dient te houden. Klager stelt zich op het standpunt dat het toetsingskader, zoals de voorzitter dat heeft omschreven in rechtsoverweging 4.1 van zijn beslissing, uitgebreid dient te worden in die zin dat een advocaat ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt als hij de grenzen van de wet (in het bijzonder het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) overschrijdt.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond/niet-ontvankelijk bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, J.R.O. Dantuma, C.J. Lunenberg-Demenint en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.