Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:128

Zaaknummer

R. 4503/14.89

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Het is de advocaat van de wederpartij niet toegestaan een standpunt in te nemen waarvan hij behoort te weten dat dit onjuist of volledig bezijden de waarheid is. Dit laatste kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Verweerder is binnen de grenzen van de vrijheid gebleven die hij als advocaat van de wederpartij heeft. Het ware beter geweest als verweerder klager vooraf had gewezen op het feit dat er nog griffierecht diende te worden voldaan dan wel het plotselinge opvoeren van deze kosten nader had toegelicht. Dat verweerder dit niet heeft gedaan, kan echter op zichzelf niet tot de vaststelling leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 15 april 2014 met kenmerk R 2014/38, door de raad ontvangen op 16 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft namens zijn cliënte een faillissementsverzoek ingediend tegen Y. BV, waarvan klager (mede)bestuurder is.

1.2 Voor de vordering op Y. BV, die verweerder namens zijn cliënte trachtte te innen, heeft klager in privé een betalingsregeling getroffen.

1.3 Bij brief van 11 december 2013  heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij hem onjuist heeft geïnformeerd en hem een rad voor ogen heeft gedraaid. Klager geeft aan dat verweerder bij iedere aflossing in het kader van de betalingsregeling steeds de hoogte van de resterende vordering aangaf. Bij de laatste aflossing gaf verweerder echter aan dat daarnaast ook het voldane griffierecht diende te worden vergoed. Klager was hier niet eerder van op de hoogte.

 

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Klager verwijt verweerder dat hij hem niet juist heeft geïnformeerd en “een rad voor ogen heeft gedraaid” , door klager niet gelijk op de hoogte te stellen over de bijkomende kosten van het griffierecht. Verweerder heeft betwist klager onjuist geïnformeerd te hebben. De vraag of de door verweerder opgevoerde kosten (alsnog) verschuldigd zijn, betreft een civielrechtelijke vraag en staat daarmee niet ter beoordeling in deze klachtprocedure. De vraag of verweerder klager al dan niet onjuist heeft geïnformeerd en/of hij klager een “rad voor ogen heeft gedraaid“ kan wel in de onderhavige beoordeling worden betrokken.

3.3 Nu verweerder de advocaat van de wederpartij van klager is, dient bovenomschreven vrijheid in ogenschouw te worden genomen. Dit laatste geeft verweerder echter niet de vrijheid om (bewust) onjuiste informatie te verstrekken, dan wel een wederpartij “een rad voor ogen te draaien”. Hiervan is slechts sprake indien een standpunt wordt verwoord waarvan de advocaat behoort te weten dat dit onjuist is of volledig bezijden de waarheid is. Dit laatste kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Verweerder is binnen de grenzen van de vrijheid gebleven die hij als advocaat van de wederpartij heeft. Het zou beter zijn geweest als verweerder klager vooraf had gewezen op het feit dat er nog griffierecht diende te worden voldaan dan wel het plotselinge opvoeren van deze kosten nader had toegelicht. Dat verweerder dit niet heeft gedaan, kan echter op zichzelf niet tot de vaststelling leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 12 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.