Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:30

Zaaknummer

13-267A

Inhoudsindicatie

Verzet tegen kennelijk niet-ontvankelijkverklaring. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2014

in de zaak 13-267A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 oktober 2013 op de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 september 2013 met kenmerk 4013-0839, door de raad ontvangen op 13 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 10 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, welke beslissing op dezelfde datum is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 11 oktober 2013, door de raad ontvangen op 15 oktober 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 december 2013 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld door de heer Wittemans, en verweerder.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 11 oktober 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter op onjuiste gronden tot zijn oordeel is gekomen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klaagster terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden in haar klacht.

4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens,

M. Middeldorp, B. Roodveld, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.