Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:162
Zaaknummer
OB 227 - 2013
Inhoudsindicatie
Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door strafrechtelijke aangifte te doen tegen een oud-cliënt.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 30 juni 2014
in de zaak OB227-2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 augustus 2013op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 20 augustus 2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 20 augustus 2013 is verzonden.
1.2 Bij brief d.d. 23 augustus 2013, door de raad ontvangen op 26 augustus 2013, heeft klaagsterverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 22 april 2014. Bij de mondelinge behandelingis verweerder verschenen.Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 23 augustus 2013;
- de nagekomen brief van verweerder met bijlagen d.d. 7 april 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft in de periode van 2004-2008 klaagster in een aantal zaken als raadsman bijgestaan.
2.2 Op 22 januari 2010 heeft verweerder jegens klaagster aangifte gedaan van bedreiging en belaging. Klaagster is door de politie verhoord. Het arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch heeft klaagster bij brief d.d. 11 januari 2012 bericht dat klaagster niet zal worden vervolgd onder de voorwaarde dat zij zich gedurende een proeftijd van twee jaren niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel op andere wijze zich zal misdragen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt in dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder ten onrechte tegen klaagster aangifte heeft gedaan van “stalking” bij de politie, waardoor klaagster twee jaar voorwaardelijk heeft gekregen.
3.2 Uit het door klaagster ingediende verzetschrift kunnen de gronden van het verzet niet worden gedestilleerd.
4 BEOORDELING
4.1 De raad constateert dat het verzetschrift niet duidelijk maakt wat de gronden zijn van het door klaagster ingestelde verzet. Uit de door verweerder bij brief d.d. 7 april 2014 aan de raad nagezonden stukken blijkt dat hij op 22 januari 2010 jegens klaagster aangifte heeft gedaan van bedreiging en belaging.De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het staat een advocaat vrij om aangifte te doen van een volgens hem begaan strafbaar feit, ook indien het een oud cliënt betreft.
4.2 De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Daaromzal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, E.J.P.J.M. Kneepkens, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.