Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:33

Zaaknummer

OB 85 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager heeft ter zitting zijn klacht tegen verweerder ingetrokken, zodat deze geen verdere beoordeling behoeft.

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak OB 85 - 2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 16 april 2013 op de klacht van:

 

A.     

 

klager

 

tegen:

B.

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.         Bij brief aan de raad van 15 maart 2013, met kenmerk 201201158K, door de raad ontvangen op 18 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

2.         Bij beslissing van 16 april 2013 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter (hierna te noemen: “de voorzitter”), de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 april 2013 aan klager is verzonden.

3.         Bij brief van 24 april 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing van de voorzitter.

4.         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

5.         De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop deze beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Voorts heeft de raad kennis genomen van het verzetschrift van klager van 24 april 2013 en van het verweerschrift van verweerder van 22 november 2013 met bijlagen.

 

     

2           FEITEN

2.1     Voor een beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven vaststaande feiten, aangezien het verzet daartegen niet is gericht.

 

3           klacht

         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk          verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

1.         Verweerder heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het overleggen van een specificatie;

2.         Verweerder heeft geweigerd om zijn declaraties ter begroting aan de raad van toezicht aan te bieden.

 

4           BESLISSING VAN DE VOORZITTER

Bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 16 april 2013 heeft deze de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

 

5           VERZET

In zijn verzetschrift geeft klager aan dat het conflict niet alleen zit in de excessieve declaraties van verweerder, diens weigering specificaties over te leggen en diens nalaten een begrotingsverzoek in te dienen. Aansluitend daarop heeft klager zijn klacht uitgebreid met een vijftal nieuwe onderdelen.

 

6       BEOORDELING

         De raad stelt vast dat klager ter zitting te kennen heeft gegeven zijn klacht          tegen verweerder niet langer te willen handhaven en deze in te trekken,  zodat deze geen verdere beoordeling behoeft en klager in zijn verzet niet        ontvankelijk zal worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-                 Verklaart klager niet ontvankelijk in zijn verzet.

 

 

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mr. H.C.M. Schaeken, mw. mr. M.B.Ph. Geeraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep worden ingesteld.