Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:153
Zaaknummer
R. 4328/13.235
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet wordt ongegrond verklaard. De raad overweegt nog dat het niet tot de taak van de plaatsvervangend voorzitter behoort om verweerder te gelasten specificaties van zijn declaraties in het geding te brengen.
Inhoudsindicatie
De raad heeft niet de bevoegdheid om klachten te verwijzen naar de Hoge Raad of het Strafhof.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 september 2013 met kenmerk K173 2013, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij faxbrief gedateerd 26 oktober 2013, ontvangen op 27 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Bij brief van de griffier van de raad is partijen meegedeeld dat de behandeling van het verzet plaats zal hebben op 17 maart 2014. Bij e-mailbericht van 16 maart 2014 heeft klager de “tuchtkamer” gewraakt.
1.5 In verband met de wraking is de geplande mondelinge behandeling op 17 maart 2014 niet doorgegaan.
1.6 Het wrakingsverzoek is behandeld op 7 april 2014.
1.7 Bij beslissing van 7 april 2014 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
1.8 De behandeling van het verzet is voortgezet op 19 mei 2014, waarbij verweerder is verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.9 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 26 oktober 2013;
- het wrakingsdossier;
- het e-mailbericht van klager van 18 mei 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft in het verleden de belangen behartigd van de VvE B. De VvE B. heeft als doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. B. is een torenflat die bestaat uit 56 appartementen.
2.2 Verweerder stond de VvE en één van haar individuele bestuurders bij in een geschil met een eigenaar-bewoner van een appartement in B. vanwege gestelde onrechtmatige gedragingen van deze eigenaar-bewoner.
2.3 Bij verstekvonnis in kort geding van de rechtbank Utrecht van 9 september 2011 is de betreffende eigenaar-bewoner onder meer verboden zijn uitlatingen jegens de cliënte van verweerder voort te zetten onder verbeurte van een dwangsom.
2.4 Bij beschikking van 21 maart 2012 heeft de rechtbank Utrecht de namens onder meer de bestuurder van de VvE verzochte rectificatie van de splitsingsakte bevolen. Verweerder heeft de VvE in de procedure omtrent de rectificatie van de splitsingsakte niet bijgestaan.
2.5 Klager heeft bij faxbrief van 23 mei 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager heeft de deken verzocht om (een beoordeling van) dreigbrieven van verweerder aan een derde (de heer K.) alsmede overlegging van een gespecificeerde rekening van verweerder ad € 20.000,00.
3.2 In het verzet heeft klager naar voren gebracht dat de raad de exclusieve plicht heeft om de waarheid rondom talloze bedreigingen door verweerder boven water te krijgen. De plaatsvervangend voorzitter heeft willens en wetens fraude gefaciliteerd en is medeplichtig daaraan. De raad heeft de keuze om de zaak over te dragen aan de Hoge Raad of het Strafhof in Den Haag of eveneens een frauduleuze beslissing te nemen.
4 BEOORDELING
4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de
beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. Het behoorde niet tot de taak van de plaatsvervangend voorzitter om aan verweerder te gelasten om specificaties van zijn declaraties in het geding te brengen.
4.2 Volledigheidshalve merkt de raad op dat – voorzover klager in zijn verzet bedoeld heeft nieuwe gronden aan te voeren – de raad gehouden is om te oordelen over de klacht zoals deze bij de deken is ingediend en over deze nieuwe gronden dus geen oordeel kan geven. Overigens heeft de raad –zo zij daartoe al aanleiding zou zien- niet de bevoegdheid om klachten te verwijzen naar de Hoge Raad of het Strafhof.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.