Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:216
Zaaknummer
14-034A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 19 augustus 2014
in de zaak 14-034A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 maart 2014 op de klacht van:
1) B.V.
2) de heer
3) de heer
gemachtigde: de heer prof.
klagers
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 6 februari 2014 met kenmerk 4013-1269, door de raad ontvangen op 7 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 10 maart 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 maart 2014 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brieven van 20 en 23 maart 2014 door de raad ontvangen op respectievelijk 21 en 25 maart 2014, heeft gemachtigde namens klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2014 in aanwezigheid van partijen.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 20 maart 2014 en de gronden van verzet van 23 maart 2014.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet, althans onvoldoende onderbouwd, op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich niet kunnen vinden in de beoordeling en de doelredenering zoals door klagers aangetroffen in de beslissing van de voorzitter. Klagers zijn van mening dat vanwege onder andere de maatschappelijke context van de gedragingen van verweerder geen sprake kan zijn van verjaring of overschrijding van de redelijke klachttermijn. Daarnaast zijn klagers van mening dat de verschillende klachtonderdelen zich niet lenen voor gezamenlijk behandeling en dat het tuchtrechtelijke referentiekader met de verwijzing naar de civiele rechter respectievelijk de strafrechter is genegeerd.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, B. Roodveldt, B.J. Sol en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2014.
Griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.