Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:241

Zaaknummer

7214

Inhoudsindicatie

Voorzitter hof kan zaak niet verwijzen. Bevoegdheid ligt bij de vorzitter van de raad.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 28 augustus 2014

in de zaak 7214

in de klachtzaak van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET VERZOEK

De voorzitter van het hof verwijst naar de brief met bijlagen van de griffier van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage (verder: de raad) van 16 juni 2014 waarin de griffier van de raad het hof verzoekt de klacht voor behandeling naar een andere deken dan een deken gevestigd in het ressort ‘s-Gravenhage te verwijzen.

2    DE BEOORDELING

2.1    De griffier van de raad verzoekt een andere deken aan te wijzen voor instructie van de door klager tegen verweerder ingediende klacht, omdat de klacht zich richt tegen verweerder handelend in diens hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam, inzake een kwestie waarin de deken een klacht van klager tegen de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement ’s-Gravenhage onderzoekt en klager meent dat er sprake is van belangenverstrengeling.

2.2    Klager heeft de Raad van Discipline bij brief van 14 juni 2014 verzocht de klacht aan de deken in een andere ressort te verwijzen.

2.3    Klachten tegen een deken van de Orde van Advocaten worden op grond van Artikel 46c lid 4 Advocatenwet door de voorzitter van de raad verwezen naar de deken van een andere orde in zijn ressort teneinde te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in Artikel 46c, 46d en 46e omschreven.

2.4    Artikel 46a lid 3 bepaalt dat klachten tegen leden, plaatsvervangende leden en de griffier van de Raad van Discipline worden verwezen naar een andere raad door de voorzitter van het Hof van Discipline.

2.5     Behoudens voormelde grondslagen bestaat geen wettelijk grondslag voor verwijzing van een klacht tegen een deken die een klacht onderzoekt tegen een deken uit het enig ander arrondissement in zijn hofressort. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de griffier dient te worden afgewezen. Het hof kan de door klager gestelde belangenverstrengeling derhalve niet in zijn oordeel betrekken.

    BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst af het verzoek van de griffier van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Gravenhage van 8 mei 2014.

Aldus beslist op 28 augustus 2014 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter.