Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:295
Zaaknummer
L 52 - 2014 en L 54 - 2014
Inhoudsindicatie
Niet is gebleken dat door verweerder werkzaamheden zijn toegezegd die hij niet heeft verricht of dat hij een nieuwe opdracht van klager heeft aanvaard, zodat hem ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 17 november 2014
in de zaken L 52-2014 en L 54-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 maart 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 26 februari 2014, met kenmerk DOK 382 , door de raad ontvangen op 28 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 25 maart 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht tegen beide verweerders kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 maart 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 10 april 2014 door de raad ontvangen op 11 april 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder sub 1. Verweerder sub 2 is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d.10 april 2014;
- een brief van klager d.d. 13 mei 2014 met bijlagen;
- een brief van klager d.d. 14 mei 2014.
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
a. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. verweerder sub 1 de toezegging om de zaak van klager in Maastricht te bespreken niet is nagekomen;
b. verweerder sub 1 toegezegde werkzaamheden niet is nagekomen;
c. verweerder sub 1 het bedrag aan door klager belegd kapitaal in zijn brief d.d. 16 mei 2012 onjuist heeft vermeld en verweerder sub 2 hetzelfde heeft gedaan in zijn brief van 20 juli 2012, waardoor het de vraag is of de uitgebreide stukken en het beleggingsplan met voldoende aandacht zijn behandeld;
d. verweerder sub 2 het advies van mr. Y. [vorige advocaat van klager] klakkeloos heeft overgenomen.
2.1 VERZET
2.2 De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven het volgende in:
Ten onrechte heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond bevonden. Verweerders hebben ondanks later door klager aangevoerde bewijzen, zoals de brief van de heer J van bank X van 21 februari 2013, geweigerd om tegen de bank een procedure te starten en voorts hebben verweerders onvoldoende kwaliteit geleverd.
3 BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
Met betrekking tot de door klager naar voren gebrachte gronden van verzet overweegt de raad als volgt.
De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Zoals reeds door de voorzitter is overwogen blijkt uit het onderhavige dossier niet dat door verweerder sub 1 andere werkzaamheden zijn toegezegd dan het uitbrengen van een advies over de mogelijkheden om bank X met succes aansprakelijk te stellen. Aan die opdracht heeft verweerder sub 2 namens verweerder sub 1 bij brief d.d. 20 juli 2012 voldaan. Uit verweerders brief d.d. 22 januari 2013 blijkt niet dat verweerder aan klager heeft toegezegd een procedure te starten als deze erin zou slagen nieuw bewijs aan te leveren zoals klager lijkt te willen betogen. Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat verweerder een nieuwe opdracht van klager heeft aanvaard.
Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
4 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, in het bijzijn van mr. A.M.T.A. Verhagen als plaatsvervangend griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per email aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.