Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:82
Zaaknummer
R. 4211/13.118
Inhoudsindicatie
Verzet. De raad volgt klager niet in zijn stellingname dat de plaatsvervangend voorzitter in zijn beslissing een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de wijze waarop het klacht- en tuchtrecht behoort te werken en aan de vraag wat de betekenis is van het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht van een advocaat in een klachtprocedure. De raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter, zulks onder verwijzing naar artikel 57 lid 2 jo. 49 lid 2 Advocatenwet. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 mei 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K123 2013 sh/kme, door de raad ontvangen op 4 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 24 juni 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 juni 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij faxbrief van 26 juni 2013, door de raad ontvangen op 26 juni 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de wijze waarop het klacht- en tuchtrecht behoort te werken en aan de vraag wat de betekenis is van het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht van een advocaat in een klachtprocedure.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 e.v. van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De raad van discipline onderschrijft de juistheid van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter en verwijst daarbij naar artikel 57 lid 2 jo. 49 lid 2 van de Advocatenwet. In artikel 49 lid 2 staat: “De betrokken advocaat en de klager zijn bevoegd zich bij de behandeling van de klacht door een raadsman te doen bijstaan. Zij en hun raadslieden worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de griffier van de Raad van Discipline tijdig meegedeeld waar en wanneer deze mogelijkheid bestaat.”.
5.3 De behandeling van het verzet heeft dan ook niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.
5.4 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.