Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:222

Zaaknummer

14-31

Inhoudsindicatie

Verzet klachten tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure. Geen ontoelaatbaar gedrag van verweerster nu zij geen stellingen heeft ingenomen waarvan zij wist dat deze onjuist waren. Evenmin heeft zij zich beledigend of bedreigend jegens klager of zijn kinderen uitgelaten.

Uitspraak

Beslissing van 7 juli 2014

in de zaak 14-31

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 maart 2014 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 februari 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 14 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [Y] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 maart 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 maart 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 14 maart 2014 door de raad ontvangen op 17 maart 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2014 in aanwezigheid van zowel klagers als verweerster.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 14 maart 2014.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Hetgeen de voorzitter heeft vermeld in punt 1.3 doet volgens klager voor de klacht niet ter zake. Hetzelfde geldt zijns inziens voor punt 1.4.

3.3    Klager is het voorts niet eens met de beoordeling door de voorzitter van de klachtonderdelen a, b, c, d en g. Naar de mening van klager heeft verweerster klager wel degelijk beledigd en maakt zij in opdracht van haar cliënte het leven van hem en zijn zonen ondraaglijk door hen al zes jaar te dwarsbomen. Ook heeft zij klager door middel van zijn zonen uit de tent gelokt en de toen door hem gedane uitlatingen zonder zijn toestemming laten opnemen.

3.4    Klager blijft voorts van mening dat verweerster haar cliënte erop had moeten wijzen dat de kinderen recht hebben op hun spullen. (klachtonderdeel f) Verweerster heeft volgens klager alleen maar oog voor het gewin van de moeder van zijn zonen, en niet ook voor de belangen van zijn zonen en van hemzelf.

3.5    In de beoordeling van de klacht vindt klager niet terug dat verweerster uitermate kwetsend is geweest toen zij zijn zonen, en met name de tweeling neerzette als debieltjes en als makkelijk te beïnvloeden. Dergelijke uitspraken hebben klager zeer aangegrepen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Net als de voorzitter is ook de raad niet gebleken dat verweerster stellingen heeft ingenomen waarvan zij wist dat deze onjuist waren of dat zij zich beledigend of dreigend jegens klager of zijn kinderen heeft uitgelaten. Verweerster heeft ter zitting nog toegelicht dat zij de tweeling nooit debiel heeft genoemd. Op grond van onderzoeksgegevens uit 2007 en 2009 heeft zij hen wel zwakbegaafd genoemd. Dat stond haar vrij; de desbetreffende resultaten van IQ-tests (met scores tussen de 69 en 78) waren haar uit behandelplannen gebleken. 

4.3    Klager heeft er ter zitting op gewezen dat wanneer de tweeling nu opnieuw zou worden getest hun IQ-scores vrijwel zeker hoger zouden uitvallen. Zij gaan binnenkort een MBO-opleiding volgen. De raad begrijpt goed dat dit voor klager haaks staat op de uitspraak van verweerster. Dat laat echter onverlet dat verweerster toen zij haar uitlating omtrent zwakbegaafdheid deed nog niet van deze gunstige ontwikkeling op de hoogte zal zijn geweest. Die uitlating kan haar dan ook niet kwalijk worden genomen. Klager dient zich voor ogen te houden dat het rechtstelsel in Nederland gelukkig voldoende ruimte biedt om in het kader van hoor en wederhoor mogelijk foutieve standpunten van de wederpartij te corrigeren of te nuanceren.

4.4    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H. A. Heenk, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, I.P.A. van Heijst, C.W.J. Okkerse en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 juli  2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.