Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:74
Zaaknummer
13-318A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 12 maart 2014
in de zaak 13-318A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 november 2013 op de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 oktober 2013 met kenmerk 40-13-0795, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 22 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 november 2013 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 1 december 2013, door de raad ontvangen op 5 december 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster van 1 december 2013; en
- de ter zitting door klaagster als bijlage bij haar pleitaantekeningen ingebrachte nadere productie.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 De voorzitter heeft in de beslissing waarvan verzet miskend dat het de advocaat zelf is die het beleid in en de aanpak van de zaak bepaalt. Een advocaat hoeft dus niet aan de leiband van zijn cliënt te lopen. Verweerster had niet louter in opdracht van haar cliënt mogen handelen en had als advocaat haar eigen verantwoordelijkheid. Zij heeft namens haar cliënt een kansloze procedure tegen klaagster gevoerd en “getuigen geaccepteerd” die uit de derde hand verklaren en bovendien familie van haar cliënt zijn. Verweerster heeft bovendien onjuiste stellingen ingenomen. Ten onrechte heeft de voorzitter dan ook de klacht van klaagster (kennelijk) ongegrond verklaard.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.