Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:47

Zaaknummer

13-262

Inhoudsindicatie

Verzet. Klaagster werd bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In 2008 is aan die bijstand een einde gekomen. Klaagster heeft pas in 2013 een klacht ingediend. Klaagster kan niet in haar klachten worden ontvangen vanwege het tijdverloop. Overigens heeft klaagster geen belang bij haar klachten.

Inhoudsindicatie

Onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen.

Uitspraak

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak 13-262

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 oktober 2013 op de klacht van:

mevrouw [    ]

adres

klaagster

tegen:

mw mr. X

advocaat te H.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 oktober 2013 met kenmerk 13-0084, door de raad ontvangen op 24 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 29 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht afgewezen, welke beslissing op 31 oktober 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij (ongedateerde) brief, door de raad ontvangen op 5 november 2013,, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op 12 augustus 2008 is aan de bijstand door verweerster een einde gekomen en heeft klaagster een nieuwe advocaat ingeschakeld.

2.3    In 2008 heeft verweerster ter zekerheidsstelling van een vordering van klaagster op haar ex-echtgenoot, beslag gelegd op de onverdeelde helft van de echtelijke woning. De woning is uiteindelijk in de eerste helft van 2013 door klaagster en haar ex-echtgenoot verkocht. Teneinde de woning te kunnen leveren dienden alle beslagen te worden doorgehaald. De notaris van partijen heeft vervolgens verweerster benaderd en (mede) namens klaagster verzocht het gelegde beslag door te (laten) halen. Dit heeft verweerster gedaan.

2.4    Bij brief van 19 april 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet te bekijken of klaagster in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand en klaagster hierdoor niet in staat te stellen hierin een keuze te maken;

b)    klaagster na het beëindigen van de samenwerking aan haar lot over te laten bij het zoeken naar een andere advocaat;

c)    een namens klaagster gelegd beslag buiten medeweten van klaagster om te laten doorhalen bij het Kadaster.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster van oordeel is dat verweerster een aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand had moeten indienen omdat klaagster traditioneel gehuwd was. Voorts is klaagster van mening dat het doorhalen van het beslag onrechtmatig was.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2    Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij betrekt de raad dat klaagster ter zitting heeft verklaard dat verweerster in haar ogen te lang had gewacht met de doorhaling van het beslag. Klaagster geeft daarmee aan geen bezwaar te hebben gehad tegen doorhaling van het beslag. Hiermee staat vast dat klaagster geen belang heeft bij klachtonderdeel c.

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 29 oktober 2013 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014..

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.