Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:93

Zaaknummer

13-361A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Geen nieuwe gezichtspunten.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2014

in de zaak      13-361A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plv. voorzitter van de raad van discipline van 20 december 2013 op de klacht van:

De heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 augustus 2013 met kenmerk 4013-0849, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 december 2013 heeft de plv. voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 december 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 1 januari 2014 door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. 

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plv. voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager d.d. 1 januari 2014.

2 FEITEN EN KLACHT

 

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en een omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de (stafmedewerker van de) deken bij de dekenale klachtbehandeling feiten zou hebben weggelaten, waarmee klager diverse gebeurtenissen en voorvallen die samenhangen met de behandeling van zijn eigen strafzaak alsmede met een aangifte die hij tegen een derde heeft gedaan, bedoelt.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 De strekking van het verzet is dat de voorzittersbeslissing is gegeven op grond van onjuist vooronderzoek door de deken. In verzet is echter niet geconcretiseerd wat de deken bij zijn vooronderzoek onjuist zou hebben gedaan, waar de raad aan toevoegt dat zij op zichzelf wel een volledig beeld heeft gekregen van hetgeen klager is overkomen. Klager is – kort samengevat – vervolgd voor een strafbaar feit (en vrijgesproken), en op zijn beurt zelf ook slachtoffer, en zijn klachten hebben in de kern vooral betrekking op de afwikkeling van zijn betreffende aangifte. Het is de raad echter niet gebleken dat verweerder die bijstand gaf betreffende de strafzaak die tegen klager was gericht, terzake een tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, P. van  Lingen, A.G. van Marwijk Kooy, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46 H lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.