Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:165

Zaaknummer

13-204

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Tussen partijen was verschil van mening ontstaan over aanpak van de zaak. Verweerder heeft opdracht beëindigd omdat klager weigerde een gesprek te voeren over het ontstane verschil van mening. Klager klaagt  over enkele posten op de declaratie en over het feit dat verweerder eenzijdig de opdracht heeft beëindigd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard door voorzitter. Raad verklaart verzet eveneens ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 mei 2014

in de zaak 13-204

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 oktober 2013 op de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

voorheen advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 september 2013  met kenmerk K 12-13/18, door de raad ontvangen op 5 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 4 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 16 oktober 2013 door de raad ontvangen op 17 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mevrouw mr. C. Hu van DAS rechtsbijstand, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 oktober 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

2.2    Klager stelt in zijn verzetschrift dat hij niet bedoeld heeft te klagen over het feit dat verweerder teveel in rekening heeft gebracht voor het opstellen van processtukken, zoals door de voorzitter omschreven in klachtonderdeel a) onder rechtsoverweging 2.1 van zijn beslissing d.d. 4 oktober 2013. De raad verstaat dan ook dat klachtonderdeel a) ten onrechte door de voorzitter in de klacht is betrokken en zal daarop niet meer beslissen.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klager is van oordeel dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat verweerder zijn e-mail d.d. 27 april 2012 aan klager vermoedelijk te snel heeft verzonden. Voorts heeft de voorzitter de situatie die was ontstaan ten onrechte als een meningsverschil gekwalificeerd. Daarbij is de voorzitter eraan voorbij gegaan dat verweerder klager heeft bedreigd. Door deze bedreiging is klager zo geschrokken dat hij niet meer in vrijheid kon denken en handelen.

3.3    Verder stelt klager dat de voorzitter ten onrechte geen acht heeft geslagen op het feit dat verweerder nog steeds niet gemotiveerd heeft aangegeven wat hij klager “ten laste legt” en ook niet op het feit dat verweerder op geen enkele wijze getracht heeft ervoor te zorgen dat klager terecht kon bij een opvolgend advocaat, nadat verweerder de opdracht beëindigd had.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, J.R.O. Dantuma, C.J. Lunenberg-Demenint en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.